Schmitt: La tragédie de Salomé op. 50; Respighi: Belkis, koningin van Sheba; Hindemith: Symfonische metamorfosen over thema’s van Carl Maria von Weber. Borusan Istanboel filharmonisch orkest o.l.v. Sascha Goetzel. Onyx 4048 (77’32”). 2009
Hoe lang houdt een overweldigende muzikale indruk uit de puberteit aan? Begin jaren vijftig vorige eeuw hoorde ik in Parijs een uitvoering van Florent Schmitt’s La tragédie de Salomé uit 1910 door een orkest onder Piero Coppola. In die tijd moet hij er ook een opname van hebben gemaakt, want op Dante LYS 373 circuleerde zo ongeveer de enige opname van het zesdelige werk (een suite uit het gelijknamige ballet, in feite een dansmime uit 1907) door het Orchestre symphonique du gramophone, Paris (!). Later verschenen twee delen uit het werk onder Marek Janowski op Warner 2564-62764-2. En dat was het dan.
Maar nu is er dan het feest der herkenning van het hele werk, tevens het bekendste van deze componist die leefde van 1870-1958. Vergeleken met zijn Franse tijdgenoten Debussy, Fauré, Ravel en Roussel verbleekte Schmitts ster vrij gauw. Toch is dat merkwaardig want zijn muziek wordt gekenmerkt door passie, meesterlijke – maar soms wat overdadige – instrumentatie en een serk gevoel voor monumentaliteit. Daarbij schoot zijn vindingrijkheid soms wat tekort voor de grote vormen waar hij een voorkeur voor had.
Met de bijbelse Salomé zijn we in het Midden Oosten beland, waar ook Respighi’s Koningin van Sheba resideerde. Zij kreeg van de Italiaanse componist een nogal bombastisch en banaal klankportret in een vierdelige suite uit Belkis naar de gelijknamige cantate voor verteller, koor en groot orkest met een maximaal aantal decibels en een minimum aar argument. Hier werd als het ware het muzikale bed gespreid voor de latere bijbeldrama’s uit Hollywood. Simon (Chandos CHAN 8405) vergreep zich eerder met succes aan het stuk.
Veel substantiëler is hierna wat Hindemith deed met thema’s uit Weber’s Turandot waarmee we doorreizen naar China in een heerlijk extrovert, makkelijk verteerbaar werk. Humor, brille en kleur strijden met virtuositeit om de voorrang. De muziek klinkt flamboyant met scherp gedefinieerde timbres. Vooral de hoorns en de pauken stelen de show hier. Het werk was vroeger een kolfje naar de hand van Abbado (DG 447.389-2). Later ontfermden zich Sawallisch (EMI 555.230-2), Jochum (BBC Legends BBCL 4176-2) en Shaw (Telarc SACD 60648) met succes over het stuk.
Maar eenmaal de Bosporus overgestoken en dus nader tot de inspiratiebronnen van deze werken dient gezegd: de Turkse musici blijken onder hun vrij jonge Oostenrijkse dirigent voortreffelijk tegen de uitdagingen van deze werken opgewassen. Er is sprake van een welkom spoortje oriëntalisme bij de in essentie verrassend capabele Turkse orkestmusici en ze weten elke vorm van goedkope vulgariteit te vermijden. Alle reden dus om deze uitgave een warm welkom te geven, alleen al voor wat Schmitt en deze overjarige puber betreft.