D. Scarlatti: Klavecimbelsonates in A K. 25, g K 30, F K. 65, c K. 115, D K. 119, C K. 132, G K. 144, E K. 206, C K. 420, f K. 462 en Es K 475; Soler: Fandango. Bertrand Cuiller. Alpha 165 (63’30”). 2009
Het zijn niet alleen de snelle sonates waarin klavecinist Guiller (bekend van een eerdere Alpha cd, 086, met klavecimbelwerken van Byrd), spelend op een door Philippe Humeau naar een achttiende eeuws Italiaans voorbeeld gebouwd instrument zijn vingervaardigheid ten volle kan tonen, waarbij het instrument gelukkig in een passende akoestische omgeving (de kapel van de Parijse Notre-Dame de Bon-secours) is geplaatst zodat helderheid is gegarandeerd. Interessante vraag blijft hoe virtuoos het ooit bij Scarlatti zelf heeft geklonken. Ook de centraal geplaatste felle Fandango van Soler wordt virtuoos, fel afgewikkeld. Trotse, geadelde muziek.
Onderling zijn de tempi en de toonaarden der dertien vertolkte stukken aangenaam afwisselend. Guiller verleent zijn frasering iets welkom miniaturistisch en geeft de sonates zo soms een bijna vocaal karakter. De quasi tussenspelen klinken aangenaam speels. Een cd om naast vergelijkbare, maar puttend uit het enorme Scarlatti arsenaal anders samengestelde recitals van klavecinisten als Hantai (Mirare MIR 9918), Haas (Calliope CAL 9330), Ross (Warner 2564-60030-2), Staier (Duitse Harmonia Mundi 82876-67375-2) en Pinnock (CRD CRD 3368) te koesteren.