CD Recensies

SCHUMANN: VIOOLSONATES NR. 1 EN 2, GES. DER FRÜHE

 

Schumann: Vioolsonates nr. 1 in a op. 105 en 2 in d op. 121; Gesänge der Frühe op. 133; Bach/Schumann: Chaconne uit Vioolsolopartita nr. 2. Daniel Sepec en Andreas Staier. Harmonia Mundi HMC 90.2048 (78’12”). 2009

 

Wie de beide late vioolsonates van Schumann in de oren heeft van bijvoorbeeld Gidon Kremer en Martha Argerich (DG 419.235-2), Carolin Widmann en Dénes Várjon (ECM 476.6744) of Ilya Kaler en Boris Slutsky (Naxos 8.550870) wacht hier een verrassing van authentieker allure. Om te beginnen vraagt het gebruikte instrumentarium daarom. Sepec bespeelt een met darmsnaren bespannen Storioni uit 1780, Staier een Parijse Érard uit 1837. Dit uitgangspunt verlevendigt het discours dat zich aan de vioolkant voornamelijk in het midden- en lage register afspeelt best. De muziek klinkt zo minder grijs dan gewoonlijk; bovendien leveren de uitvoerenden meer nuancen dan we gewend zijn in de herhaling van veel ritmen en motieven. Met de nodige verbeelding wordt zo het romantisch potentieel van deze stukken onthuld. Aan ingehouden emotie – zeker aan het begin van de Eerste sonate – is geen gebrek.

De Gesänge der Frühe, een ander eigenlijk laat pianowerk, kennen we op cd van Pollini (DG 471.368-2), maar krijgt hier eveneens een fris, spontaan gezicht. Schumanns toevoeging van een bescheiden ondersteunende pianopartij aan Bachs beroemde Chaconne is niet veel meer dan een curiosum. Maar de beide uitvoerenden maken er eendrachtig het beste van. Het zijn echter de andere, 100% Schumann stukken in deze waarachtig oorspronkelijke, harmonieuze en toegewijde verklankingen waaraan deze uitgave zijn grote belang ontleent.