Szymanowski: Symfonie nr. 3 op. 27 Lied van de nacht; Vioolconcert nr. 1 op. 35. Christian Tetzlaff (v), Steve Davislim (t), de Singverein van de Gesellschaft der Musikfreunde en het Weens filharmonisch orkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 477.8771 (2 cd’s, 95’30”) + bonus cd “Pierre Boulez in gesprek met Andrew Clements”. 2010
Op de bonus cd vertelt de dirigent in een gesprek mrt verschillende interviewers in respectievelijk Engels, Duits en Frans hoe hij in contact raakte met de mystieke klankwereld van de Poolse componist (een recital van violist Jacques Thibaud tijdens W.O II), met La fontaine d’ Arethuse, met Arabische dichtkunst als uitgangspunt, de grote betekenis van Szymanowski’s werk en de reden waarom hij op zijn oude dag uitgerekend voor deze componist een warm pleidooi houdt.
De Derde symfonie heeft een groot exotisch gehalte. Het gedicht van dit Lied van de nacht voor tenorsolo, koor en orkest heeft het pakkende refrein ‘Slaap niet in, vriend’, helder en kernachtig, maar niet geheel moeiteloos gezongen door Davislim, en wordt opgebouwd naar een grootse climax in de fraaiste orkestkleuren. Boulez verleent het geheel met het warmbloedig klinkende Weense orkest met vaart en verve uit. Er volgt een mooi tweede deel met suggesties van vogelgezang en tot besluit een rustige, heel meditatieve finale. Mooi als het onbetwist was wat bijvoorbeeld Rattle (EMI 361.592-2) en een maatje goedkoper Stryja (Naxos 8.553684) lieten horen: de visie, de aandacht voor het mystieke en de wisselende sferen zijn bij Boulez nog meer verinnerlijkt van aard. Zo zorgvuldig, met zoveel verbeeldingskracht, stijl- en liefdevol uitgevoerd krijgen we deze muziek niet vaak te horen.
In het Eerste vioolconcert paart Tetzlaff op harmonieuze wijze een grote technische beheersing aan een briljant virtuoze aanpak. Het werk begint nog vrij eenvoudig met tere vervoering en krijgt later een meer uitgesproken atletisch karakter. Het orkest speelt nu eens een haast kamermuzikale rol en manifesteert zich dan weer in volle glorie. Rubati verlopen keurig synchroon, improvisatorische fantasie krijgt de gelegenheid om op te bloeien, het zachte slot krijgt zelfs wat humoristisch. Zehetmair (EMI 503.429-2) was misschien nog wat overtuigender, maar ook hier wordt een topprestatie geleverd.