Scriabin: Pianosonates nr. 3 in fis op. 23 en 9 op. 68, Poème satanique; Prokofiev: Pianosonate nr. 8 in Bes op. 85; Rachmaninov: Prélude nr. 4 in D op. 23. Grigory Sokolov. Naïve OP 30386 (60’06”). 1988
Insiders weten: elk optreden, elke opname van Sokolov is de moeite waard. Ook deze uit het Opus 111 bestand uit 1984/8 op verschillende lokaties opgenomen en dus met enig verschil in geluidskwaliteit.
De pianist heeft de reputatie compromisloos en acommercieel te zijn. Die bewuste keuze maakt dat zijn opnamen bijna even schaars zijn als zijn optredens. Maar als hij te horen is, blijkt het te gaan om een formidabele kunstenaar die zoekt naar het karakter van ieder werk dat hij onder handen neemt en die dat vervolgens raak typeert. Vaak verschijnen de door hem uitgevoerde werken dan ook in een nieuw en gelukkig allerminst vals licht. De drie hier verenigde componisten krijgen dan ook alle hun nieuwe, vaak bijzondere gezicht. Het is een intiem feest om daar getuige van te zijn.
Natuurlijk: in Scriabin zijn Hamelin (Hyperion CDA 67131/2), Melnikov (Harmonia Mundi HMN 91.1914), Ashkenazy (Decca 452.961-2) en vooral Sudbin (BIS SACD 1568) niet te versmaden, net als Berman (Harmonia Mundi HMU 907086/8), Ashkenazy (Decca 468.497-2) en Eckardstein (MDG 604.1141-2) in Prokofiev, maar ook Sokolov imponeert net zo.