Schubert: Symfonie nr. 9 in C D. 944; 5 Duitse dansen D. 89. Boedapest Festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Channel Classics CCSSA 31111 (69’47”). 2010
Vanaf de andante inzet van het eerste deel is duidelijk dat dit geen lieflijke Schubert in de geest van Furtwängler, Krips, Jochum en Böhm wordt maar eerder eentje waarin duisterder onderstromen aan het licht komen, zoals bij Toscanini, Szell en Solti. Omdat de dirigent ongeventileerde hoorns inzet die soms op andere wijze moeten worden gestopt, klinken ze als eerste signaal van die strengere, ietwat militante opvatting nogal bits zonder overigens de nog heersende kalmte te verstoren. De felheid van het volgende allegro dat het ma non troppo met een korrel zout neemt, is daarna niet verwonderlijk.
We zijn gewend dat Fischer in alle muziek die hij aanpakt naar diepere betekenis zoekt, die meestal ook ontdekt en dan gelukkig ook mooi aan het licht brengt. Dat proces voltrekt zich ook hier. Na het erg vlotte begin brengt het andante wat welverdiende rust, juist omdat het kalm van sfeer is maar met prachtig uitgewerkte orkestrale details. Scherts zal men vergeefs zoeken in het alweer wat militante scherzo; de lange melodieën van het trio zorgen voor enige ontspanning. De felle, vitale finale vormt een waardige afsluiting met een overrompelend coda.
Het minste wat men over deze interpretatie kan zeggen, is dat hij origineel is, dat er grondig over is nagedacht en de nodige toegevoegde waarde bezit. Hij landt in het eerste echelon naast bijvoorbeeld Wand (RCA 82876-59425-2), Abbado (DG 423.656-2), Gardiner (DG 457.648-2) en Solti (Decca 460.311-2).
Om toch nog in vriendelijk milde sfeer te eindigen volgen de zelden gehoorde 5 Duitse dansen in zwierig klankgewaad. Interessant hoe Schubert hier van verschillende kanten wordt belicht.