CD Recensies

SCHUBERT: ARPEGGIONE SONATE E.A., QUERAS

 

Schubert: Arpeggione sonate in a D. 821; Das Wandern D. 795/1; Ungeduld D. 795/7; Die Vögel D. 691; Sonatine in D D. 384; Wiegenled D. 498; Nacht und Träume D. 827; Webern: 3 Kleine stukken voor cello en piano op. 11; Berg: 4 Stukken voor cello en piano op. 5. Jean-Guihen Queyras en Alexandre Tharaud. Harmonia Mundi HMC 90.1930 (56’31”). 2005

 

Wat op het eerste gezicht een raar ratjetoe lijkt, vertoont bij nader aanhoren wel een zekere lijn. Vanuit Schuberts arpeggione sonate – de arpeggione was een soort tussenvorm van gitaar en cello die blijkbaar in Schuberts tijd populair genoeg was dat hij er als een der weinige prominenten een heuse sonate voor schreef – is een deels heel congruent dichterlijk programma ontstaan dat zelfs best wat langer dan een klein uurtje had mogen duren.

De arpeggione sonate is inmiddels ingelijfd door cellisten of altviolisten en zo brengt dit koppel het werk ook als ware het oorspronkelijk voor cello en piano, dus zonder herinneringen aan het originele instrument en een hammerflügel tot klinken in een mooi persoonlijke, fijn genuanceerde uitvoering. De hoge tessitura vormt voor de cellist geen bezwaar en de snelle passages neemt hij met sportief gemak. Vergelijk desnoods met Maisky/Argerich (Philips 412.230-2) en Meneses/Wyss (Avie AV 2112).

Het vijftal liederen van Schubert sluit hierop mooi aan in treffende bewerkingen van beide uitvoerenden. Het is uniek ze in deze gedaante gelijkwaardig met het origineel te horen, goed voor mensen die een hekel hebben aan zang. Zangerig klinkt de cello ook en Tharaud lijkt een geboren liedbegeleider.

De Vioolsonatine in D doet het wat omlaag getransponeerd gelukkig even goed als we van bijvoorbeeld Fischer (Pentatone PTC 5186-347) of Kremer (DG 437.092-2) gewend zijn.

Als intermezzi zijn daar allereerst de superkorte 3 Stukken van Webern en daarna de wat langere, eigenlijk voor de klarinet bedoelde 5 Stukken van Berg uit 1913, die door Henk Guittart ook al eens voor altviool werden bewerkt (Chandos CHAN 9999) en staan in oorspronkelijke gedaante onder meer beschikbaar van Sabine Meyer en Oleg Maisenberg (DG 474.657-2). De Stukken van Webern uit 1911 zijn wel weer voor cello bedoeld.

Aan afwisseling geen gebrek in dit recital op muzikaal heel hoog niveau.