Schubert: 4 Impromptu’s D. 899 op. 90; 4 Impromptu’s D. 935 op. 142; Fantasie in f D. 940 op. 103; 4 Polonaises D. 599 op. 75. Arthur en Lucas Jussen. DG 480.56455 (2 cd’s). 2011
Voordat hij wel internationaal bekend werd, werd van pianist Enrico Pace, winnaar van een eerste Lisztconcours, wat lacherig gezegd dat hij ‘wereldberoemd was in Nederland’. Laten we hopen dat het de broers Jussen geleidelijk net zo gaat. Op zichzelf levert het tweetal een heel muzikale, knappe prestatie. Maar het begeeft zich op een gebied met machtig veel concurrentie. Voor fans zal dat geen bezwaar zijn; zij moeten zich daarom vooral niets van deze recensie aantrekken.
In de machtige Fantasie waarvan het prachtige beginthema dat iemand dagenlang niet loslaat en dat een hint van optimisme en zelfs zwierigheid aankondigt voordat de reis naar een pathetisch slot voert, had de expressieboog groter en strakker gespannen mogen zijn. Vergeleken met bijvoorbeeld Lupu en Perahia (Sony SK 39511), Richter en Britten (Decca 466.822-2), Elena en Emil Gilels (DG 463.652-2) gelden hier nog wat beperkingen.
Voor de Impromptu’s kan de zeer kritische Schubertiaan ook beter terugkeren tot de leermeesteres van de Jussens, Maria
João Pires (DG 457.550-2). Blijven over de Polonaises die maar weinig zijn opgenomen en dus het interessantste deel van deze dubbelaar uitmaken. Hier valt alleen de opname van Anne Quefellec en Imogen Cooper (Warner 0927-49812-2) heel erg positief op.
Voorlopig lijken de sympathieke broers voordat ze op veelbelovende wijze hun heel muzikale vleugels uitslaan nog even in de wachtkamer te moeten doorbrengen.