Schubert: Strijkkwartetten nr. 13 in in a D. 804 Rosamunde, 14 in d D. 810 Der Tod und das Mädchen en 15 in G D. 887. Artemis kwartet. Virgin 602.512-2 (2 cd’s, 2u 09’58”). 2009
In maart 1824 componeerde Schubert zijn strijkkwartetten in a en d, nr. 13 en 14: de eerste in dit genre sinds ruim drie jaar. Het gebeurde in een tijd waarin hij zichzelf omschreef als “de ongelukkigste en beklagenswaardigste figuur in de wereld’. Hij werd door deze werken geïnspireerd door zijn contacten met het beroemde door Ignaz Schuppanzigh geleide strijkkwartet (waarmee ook Beethoven het een en ander te doen had).
Dat kwartet speelde nr. 13 ook een paar weken nadat het klaar was. Het is een van de intiemste en meest geconcentreerde kwartetten van Schubert met een beginthema vol bedrukte droefheid dat door de primarius tegen de achtergrond van een rusteloze begeleiding wordt voorgedragen. Verder zit het werk vol Schubertiaanse ambivalentie, met trieste liedflarden tegenover uitbarstingen van haast manische energie.
Die ambivalentie wordt tot het uiterste opgevoerd in het veertiende kwartet, dat door velen het beste van de drie late werken in deze vorm wordt beschouwd op grond van de getoonde aangrijpende emotionele eerlijkheid die tot grote hoogten wordt gevoerd in het beroemde tweede deel met zijn variaties over het lied Der Tod und das Mädchen. Dit kwartet wordt verder gekenmerkt door zijn niet nalatende ritmische kracht, die meteen aan het begin losbreekt met een haast furieus hoofdthema. Het presto tot slot klinkt haast als een grimmige dodendans.
Kwartet nr. 15, Schuberts laatste, maakt een wat minder gedreven indruk dan nr. 14. Het bezit echter een vergelijkbare ruwheid waarin de nodige afwisseling wordt opgebouwd door variaties tussen majeur en mineur. Een elegische cellomelodie zorgt in het langzame deel voor een moment van rust, maar wordt wreed onderbroken door boze interrupties waarna uiteindelijk een dans uit de draaimolen het werk afsluit. Maar wel met een wat theatrale vertoning van dreiging.
Logisch dat van zulke bekende, populaire werken legio opnamen bestaan. Tot de waardevolste behoort nog steeds die van het Italiaans kwartet (Philips 446.163-2 (2 cd’s) uit 1965/7. Later kwamen daar als uitschieters o.a. het Takacs kwartet (Hyperion CDA 67585) , het Leipzigs kwartet (MDG 307.0600-2), het Emerson kwartet (DG 477.045-2) en het Belcea kwartet (EMI 557.419-2) bij, maar die namen niet altijd nr. 15 mee. Tenzij men kiest voor de darmsnaren van het Quatuor mosaiques (Naïve).
Maar voorlopig lijkt alle reden tot lang delibereren weggevaagd, want het Artemis kwartet geeft heel indringende, hartverwarmende uitvoeringen. Heel welsprekend wordt steeds de juiste expressie ingevuld. Volg hen in de uitwerking van het variatiedeel van nr. 14 om daarvan een goede indruk te krijgen. De directheid van het spel houdt de aandacht gevangen en ook de tragischer aspecten van de muziek wordt recht gedaan. Hoe menselijk klinkt nr. 15 in zijn caleidoscopische stemmingswisselingen.
Hoeveel duidelijker kan een aanbeveling nog worden gedaan?