CD Recensies

STEFFANI: OPERA ARIA'S, BARTOLI

Steffani: Mission. Opera aria’s uit Alarico il Beltha, Servio Tullio, Niobe regina di Tebe, Tassilone, Il trionfo del fato, Arminio, La superba d’Alessandro, La libertà contenta, La lotta d’Hercole con Acheloo, Le rivali concordi, Henrico Leone en Marco Aurelio. Cecilia Bartoli (ms) en Philippe Jaroussky (ct) met het Koor van de Italiaans-Zwitserse omroep en I barocchisti o.l.v, Diego Fasolis. Decca 478.473-2 (80’28”). 2011/2

 

Een aangename flits ruim vijftig jaar terug, naar de muziekgeschiedenis studietijd toen Agostino Steffani (Castelfranco 25-07-1654 tot 12-02-1728 Franfurt a.d. M.), niet te verwarren met Giovani Stefani (1574-1630) enige weken mijn bijzondere aandacht gold. Dat gebeurde aan de hand van toen voorhanden bronnen als Lindners Die erste stehende deutsche Oper (1855), F.W. Wokers Aus den Papieren des kurpfälzischen Ministers A.S. (1885), G. Fischers Musik in Hannover (1902), A. Neissers dissertatie over Servio Tullio (1902) en A. Untersteiners A.S. in Riv. Mus. It. III (1909). Riemann had Ausgewählte Werke gepubliceerd, maar vastgelegd op grammofoonplaten was niets en in die situatie is niet eens zoveel veranderd. Beschikbaar zijn het late Stabat Mater in een uitvoering door Marta Almajano, Marieke van der Sluis, John Elwes en Harry van der Kamp met koor en orkest van de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Gustav Leonardt (Duitse Harmonia Mundi 05472-77344-2, 82876-60149-2) uit 1995; verder wat  orkestrale operafragmenten door Adrian Rovathay met de A. Steffani kapel Hannover (Virgin 545.195-2), enige duetten voor sopraan en countertenor  door Rossana Bertini en Claudio Cavina met de Capella Steffani Hannover (Glossa  GCD 920.902), een paar aria’s uit Tassilone door Peter Schreier (Berlin Classics BC 9185-2) en een Sonate in d door het Trio Basiliensis (Freiburger Musik Forum AM 1167-2).   

Hier eerst wat nuchtere feiten: Steffani begon het muzikale deel van zijn loopbaan als koorknaap in de Venetiaanse San Marco, studeerde orgel bij Kerll in München waar de keurvorst van Beieren hem in dienst nam en bij Bernabei in Rome, was hoforganist in München en werd in 1680 priester. Van 1688-1703 was hij hofkapelmeester in Hannover, van 1703-1707 in Düsseldorf in combinatie met zijn kerkelijke en diplomatieke diensten bij het Vaticaan.

Van 1722-1725 was hij in Padua gevestigd maar ook veel op reis, onder meer naar Londen waar hij president was van de Academy of Antient Musick. Hij kwam daar – net als Händel -terecht nadat zijn broodheer, de keurvorst van Hannover koning George I van Engeland was geworden.

Voor München schreef hij zijn eerste zes opera’s, waaronder Solone (1685), Audacia e rispetto, Prerogative d’amore en Servio Tullio (1686). In 1688 aanvaardde hij een post als hofcomponist in Hannover waar hij verder werkte aan zijn operarepertoire met Enrico Leone waarmee in 1689 een nieuw operagebouw werd ingewijd. In 1689 volgde Lolta d’Ercole con Achilleo, in 1690 La superbia d’Alessandro, in 1691 Orlando generoso, in 1692 Le rivali concordi, in 1693 La liberia contenta, in 1695 I triofini del Job en I Baccanali en in 1696 Briseide.

Feitelijk zijn Steffani’s vele Kamerduetten en aria’s met obligate instrumenten nog belangrijker. Dat geldt ook voor zijn prachtige Stabat Mater. Steffani schreef verder Psalmodia vespertina (1679) en cantates. Ook schreef hij een verhandeling: Quanta certezza habbia …. La musica (Amsterdam 1699).

Op veel van dit feitenmateriaal wordt in het uitgebreide cd album voort gepreludeerd, waarbij onder andere het nodige over ’s componisten vele reizen wordt verteld en geïllustreerd. Wie dit alles leest en dus weet dat Steffani praktiserend musicus, priester, diplomaat, intens reizend was, vraagt zich af hoe hij niettemin tijd vond in zijn 74-jarige leven om ruim 150 werken te componeren.

Bartoli ging op zoek naar bronmateriaal in de Oostenrijkse National Bibliothek, de British Library en een eigen archief; voor nadere voorbereiding werden ook een paar specialisten ingeschakeld zodat aan de betrouwbaarheid van de uitkomst nauwelijks twijfel hoeft te bestaan.

Op de tjokvolle cd is een 26-tal operafragmenten zodanig bijeengebracht dat feitelijk op het hoogste niveau dankzij de als altijd enthousiast kwinkelerende Bartoli dat een duidelijk beeld van theaterkant van de componist wordt gegeven. Door de vele triller kanonnades, hoe virtuoos ook uitgevoerd, is het een verademing dat er ook lyrische rustmomenten zij. Waarschijnlijk verdient het aanbeveling het programma in gedeelten te consumeren. Bartoli krijgt in vier items gelijkwaardige steun van Jaroussky en Fasoli’s levendige kleine ensemble maakt uiteraard gebruik van historisch instrumentarium en waar nodig is ook het kamerkoor van de Italiaans-Zwitserse omroep te hulp geroepen. Een leemte in het repertoire kreeg een waardevolle aanvulling; het wachten is nu op een complete opera van Steffani.

Er is nog een afgeleid product voortgekomen uit Bartoli’s initiatief, want detective schrijfster Donna Leon werd erdoor geïnspireerd door haar gelijktijdig verschijnende boek The jewels of paradise.