Shostakovich: De neus op. 15 en De gokkers op. 63. Edvard Akimov (b), Valery Belykh (bs), Nina Sasulova (s), Boris Tarkhov (t), Boris Druzhinin (t), Aleksandr Lomonosov (t), Igor Paramonov (bs), Vladimir Rybasenko (bs) e.a. met het Ensemble van het Moskou’s Kamertheater c.q. het Leningrad filharmonisch orkest o.l.v. Gennadi Rozhdestvensky. Melodiya 74321-60319-2 (2 cd’s, 2u. 29’37”). 1975, 1978
Met meer dan zeventig solorollen en een groot repertoire aan groteske momenten die mogelijk waren bedoeld om Wozzeck in de schaduw te plaatsen, was De neus duidelijk bedoeld om te provoceren. Geen wonder dat de eerste opvoering in Leningrad in 1930 – niet eens onsympathiek – in de kritiek werd omschreven als ‘de handgranaat van een anarchist’. Geen wonder ook dat het werk aanvankelijk snel uit de gratie raakte bij de Sovjet autoriteiten en dat het stuk pas in 1974 weer op het toneel van het Moskouse Kamertheater werd gebracht door Boris Prokovsky en Gennady Rozhdestvensky.
Gelukkig werd die productie geregistreerd en voor het nageslacht bewaard. Je vraagt je af hoeveel repetities er zijn nodig geweest om de manische ingewikkeldheden de baas te worden, maar wat hier te horen is, grenst aan een wonder. Edvard Akimov kan een persoonlijke triomf vieren als de in fysionomisch uitgedaagde Kovalyov en Rozhdestvensky houdt het geheel met schijnbaar gemak op de rails. Zelfs de oudere zaalopname valt kwalitatief mee.
Geweldig dat dit hiaat in de Shostakovitch discografie zo mooi is gevuld. Jammer is we dat geen libretto, laat staan vertalingen bij deze uitgave zijn gevoegd.
Daarvoor moeten we naar de veel recenter, ook spannende opname van Gergiev uit 2008 (Mariinsky MAR 0501).
De andere op Gogol gebaseerde opera, De gokkers die merkwaardig genoeg in 1941 in Wuppertal in première ging, krijgt ook een voortreffelijke uitvoering.