Saint-Saëns: Symfonie nr. 3 in c op. 78 Orgelsymfonie; Le carnaval des animaux. Peter Hurford (o) met het Montréal symfonie orkest o.l.v. Charles Dutoit. Decca 430.720-2, 475.7728 (57’25”). 1980, 1982
Saint-Saëns: Symfonie nr. 3 in c op. 78 Orgelsymfonie; Dukas: L’apprenti sorcier. Simon Preston (o) met het Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. James Levine. DG 419.617-2 (47’02”). 1986
Saint-Saëns: Symfonie nr. 3 in c op. 78 Orgelsymfonie; Poulenc: Concert voor orgel, pauken en strijkorkest in g FP. 93; Barber; Toccata festiva op. 36. Olivier Latry (o) met het Philadelphia orkest o.l.v. Christoph Eschenbach. Ondine ODE 1094-5 (79’03”). 2006
Saint-Saëns’ hemelbestormende derde symfonie die in 1886 voor het eerst in Londen werd uitgevoerd toont de componist in een stemming om het publiek te behagen. Franse componisten toonden nogal een zelfbewust gedrag wat het genre symfonie betreft want ze zagen het als een typisch Duitse uiting en zochten liefst andere vormen binnen dat genre. Zo ook Saint-Saëns die hier een weelde aan melodisch materiaal ten toon spreidt dat geleidelijk wordt opgestapeld zonder dat van veel nadere ontwikkeling sprake is.
Het werk begint krachtig en sfeervol: twee enigszins duister naargeestige akkoorden van de strijkers worden gevolgd door korte soli van de houtblazers voordat pizzicati van de lage strijkers een thema vol nerveuze rusteloosheid aankondigen.
Het warm sentimentele adagio dat volgt bezit een haast Mahleriaanse gravitas die voor een groot deel voortvloeit uit de plechtige fundering van het orgel. Het derde deel is een dwingend en pakkend scherzo dat zomaar uit een verloren werk van Berlioz zou kunnen komen; in het middengedeelte klaart de sfeer duidelijk op en zorgt een stel piano’s voor een soort carnavals vrolijkheid. Daarna keert het hoofdthema terug; het mondt uit in een grandioze fuga die langzamerhand wordt uitgedund totdat een massief orgelakkoord in C het begin van de finale aankondigt.
Die op zijn beurt bevat een grabbelton aan ideeën – een fugatische inleiding, prachtig passagewerk, triomfantelijke fanfares, de terugkeer van het Dies irae thema waarna het werk eindigt met een heel lang en luid orgelakkoord.
De intussen wat oudere opname van Dutoit behoort zeker naar de klank gerekend nog steeds tot de betere. Toch ligt de nadruk in deze naar het subtiele neigende interpretatie niet op het spectaculaire, hoewel het laatste deel kernachtig en krachtig wordt gespeeld. Helderheid en momentum hebben prioriteit.
Iets agressiever, assertiever gaan Preston en Levine te werk. Het resultaat klinkt meeslepend, opwindend en gelukkig klinkt het geheel prachtig.
De nieuwere opname van Latry en Eschenbach laat ook een heel energieke, vitale vertolking horen die duidelijk virtuoze inslag heeft. Extra pluspunt is de toevoeging van Poulencs concert en Barbers Toccata. In dit opzicht is de uitstekend klinkende Ondineversie misschien wel het aantrekkelijkst.