Satie: Uspud, acte 1-3; Prélude de la porte héroique du ciel; Sonneries de la rose + croix 1-3; Le fils des étoiles 1-3; Danses gothiques 1-9. Reinbert de Leeuw. Et’cetera KTC 1427 (2 cd’s, 1u. 11’27”). 2010
Uspud is een plaatsnaam die ik me herinner van een rondreis door Ecuador en naar de Galapagos eilanden in 1990. Te vinden in de buurt van Cuenca.
Dat het ook een vrij obscuur en weinig gespeeld werk van Satie is, leerde ik in 2003 via de opname van Satie’s volledige pianowerken door Jean-Yves Thibaudet uit 2003 (Decca 473.620-2, 2 cd’s).
In 1890 was Satie toegetreden tot de Parijse Ordre de RoseCroix – hij werd er ‘muzikaal directeur’ - die werd geleid door de even excentrieke Sâr Péladan. Het genootschap had een jaarlijkse soirée in de Galerie Durand-Ruel. Na ruzie met Péladan in oktober 1892 verliet hij het genootschap weer. Maar het had intussen wel geleid tot een muziekwerk.
Het gaat om een tamelijk bizar, waarschijnlijk nooit uitgevoerd ballet chrétien en 3 actes van Erik Satie en J.P. Contamine de Latour die (pas in 1925) beweerde dat Satie slechts de helft van het alphabet kende en niettemin besloot daarmee een nieuwe literatuur te scheppen. Salabert heft de compositie in druk uitgegeven. In een uitstekend artikel is het door Satiespecialiste Ornella Volta beschreven.
De naam van het werk is – typisch Satie – eigenlijk onzin, maar is die van de hoofdfiguur uit het stuk – een knappe jonge heiden – te zijn in een silhouettheaterstuk dat bedoeld was voor opvoering in de Auberge de Clou, een nachtclub in Montmartre. Er is geen enkel bewijs dat het daar ooit van kwam.
Het gaat om een van Satie’s langste, maar ook lastigste werken want het is simultaan een parodie, een serieus werk, maakt een onvolledige indruk en is onpraktisch. Tegenwoordig zouden we van conceptual art spreken. Ook ontbreken aanwijzingen voor de instrumentatie (er bestaat een orkestratie van Canby). In de pianopartij is sprake van een strijkkwartet, fluiten en harpen. Geen suggesties ook voor de regie en de muzikale uitvoering behalve zevenendertig keer de aanduiding très lent: met of zonder verteller, met of zonder pauzes. Over de dans en de mogelijk surrealistische decors ook helemaal niets. Het is met afstand de vreemdste, de meest hermetische muziek van de componist.
Alleen de plaats der handeling is duidelijk. De eerste akte spelt op een verlaten strand, de tweede in het huis van Uspud en de derde op de top van een berg met daarop een kruis.
Dat we bij Aldo Ciccolini (EMI 574.534-2) uit 1967/71 en Reinbert de Leeuw uit 1977/80 (Philips 426.444-2) in hun vorige opnamen het werk niet aantreffen is niet verwonderlijk: toen die opnamen werden gemaakt, was de pianoversie niet beschikbaar.
De nieuwe opname van De Leeuw werd voorafgegaan door drie andere: de genoemde heel heldere, maar wat nuchter zakelijke van Thibaudet, een inventiever, dramatischer, duisterder lazing van Richard Cameron-Wolfe (LTM CD 2469, 2 cd’s, 2006) en een onbekendere van Bojan Gorisek. Uitvoering op een harmonium is een alternatief.
De tekst van Uspud kan worden gezien als een parodie, een eerbetoon of een persiflage op Flauberts La tentation de Sainte Antoine. Net als Sint Antonius die menige ervaring rijker wordt en fantastische visioenen krijgt, gebeurt dat bij Uspud die tenslotte tot het Christendom wordt bekeerd en als martelaar eindigt.
Satie en De Latour geven in hun voorwoord een uitgebreide lijst van demonen met dierenkoppen: hond, jakhals, schildpad, geit, gnoe, secretarisvogel, baviaan, vis… de lijst telt 33 dieren. Verderop is sprake van een processie van 16 manlijke en vrouwelijke heiligen en hun weg naar het martelaarschap. Demonen en de kerk zelf spelen ook een rol. Gaat het dus om een mystiek en satirisch werk rond de kruisiging? In de derde akte gaat Uspud in een zelfgeweven gewaad voor het kruis staan, hij bidt en huilt. Maar een rechtstreeks verband tussen tekst en muziek lijkt niet te bestaan.
Gezien de verschillende mogelijkheden die het werk biedt, bestaan nogal opmerkelijke verschillen in uitvoeringsduur.
De methode van aanpak van Thibaudet lijkt het werk geen goed te doen: men neme een prachtige Steinway, die in een grote, vrij galmrijke zaal (St. George’s in Bristol) nogal direct wordt opgenomen. Zo blijft van de magie en de subtiliteit van de fragmentarische akkoorden en de kale octaven weinig over in deze merkwaardige compositie die vrijwel geen innerlijke ontwikkeling kent. Gorisek maakt het nog bonter door de wijze waarop hij niets ontziend door de muziek heen raast. Cameron-Wolfe en zijn verteller waren tot nu toe de beste propositie.
Gorisek Cameron-W. Thibaudet De Leeuw An.
I 8’03” 14’18” 11’01” 13’38”
II 4’56” 8’02” 7’08” 7’55”
III 7’10” 11’47” 9’27” 11’32”
Uitvoeringsduren zijn natuurlijk maar een deel van het verhaal. De Leeuw, een ware ervaringsdeskundige als het om Satie gaat, hield voor deze componist altijd al erg trage tempi aan, wat hem zowel op Lob als op Tadel kwam te staan. Soms staat de muziek bijna stil.
Ook hier weer spreekt uit zijn geconcentreerde spel tegelijk een enorme concentratie en een zekere afstandelijkheid.
Even leek het aantrekkelijk om de cd vergezeld te doen gaan van een dvd met de geprojecteerde beelden van modern martelaartschap van videokunstenaar Arjen Klerkx. Maar bij nader inzien hebben die een toch te tijdgebonden karakter zodat ze minder goed tegen herhaling bestand zijn.
Het …. Album van De Leeuw bevat nog andere, passende stukken uit Satie’s ‘esoterische’ periode.