Schönberg: Moses und Aron. David Pittman-Jennins (b), Chris Merritt (t), Gabriele Fontana (s) met het Zaans jongenskoor, het koor van de Nederlandse opera en het Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Boulez. DG 449.174-2 (2 cd’s, 1u. 45’27”). 1995
Een niet vervulde behoefte om met God te communiceren stond centraal binnen Schönbergs artistieke persoonlijkheid en gedurende veel van zijn leven werd hij gekweld door het probleem van de zelfkennis en religieus geloof. Zijn bekeringen tot het Judaïsme dat vervolgens weer werd afgezworen zijn een teken van de vrees die hij had en waaronder hij leed.
In zijn laatste opera, Moses und Aron (1930/2, 1952) worstelt hij met de kwestie van een mensheid die niet in staat is om met absolute waarheden, zoals aan Moses gegeven door God, om te gaan. Bij zijn dood bleef het werk onvoltooid achter. Niet omdat de componist geen tijd had om het af te maken, maar omdat hij het onmogelijk vond om muziek te vinden voor de laatste akte waarin Moses Aron aanraadt om zijn devotie te richten op het beeld in plaats van op de gedachte.
Moses und Aron is Schönbergs omvangrijkste theaterwerk en tevens de volledigste dramatische expressie van seriële technieken. Het door de componist zelf geschreven zeer filosofische libretto is dermate complex dat de componist betwijfelde of het werk ooit naar behoren zou kunnen worden opgevoerd. Het werk is ook te priesterlijk om op het toneel geheel te kunnen overtuigen, maar ondanks alle moeilijkheden van de muziek spreekt de emotionele kracht van Moses und Aron net zo direct aan als bij de andere werken van deze componist en zijn tijdgenoten.
De baritonrol van Mozes is als Sprechgesang genoteerd, terwijl Arons rol bestemd is voor een hoge tenor. Alles is gedaan om de rollen maar niet op elkaar te laten lijken.
Er wordt een bijna delirische intensiteit ontwikkeld door het resulterende expressiebereik in hun lange dialogen.
De langste, meest betekenisvolle scène komt in de tweede akte wanneer Aron het volk leidt in een afwijzing van Mozes (die zich op de bergtop bevindt om met God te spreken) en afdaalt in een orgie van losbandigheid waarvoor de componist weelderig gekleurde muziek schreef.
In 1974 nam Boulez deze opera al eens op (Sony SM2K 48456), maar de Amsterdamse versie is duidelijk beter, vooral dankzij de Aron van Chris Merritt wiens tenorstem fraai het hele uitgebreide bereik beheerst. En zoals altijd bij Boulez wordt het orkestweefsel duidelijk en gedetailleerd opengelegd.
Alleen de opname van Gielen (Brillant Classics 9083) komt enigszins in de buurt.