Schönberg: Variaties voor orkest op. 31; Verklärte Nacht op. 4. Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Herbert von Karajan. DG 415.326-2 (52’06”). 1974
De Variaties voor orkest vormen Schönbergs succesvolste orkestrale toepassing van de twaalftoonsmethode. Het werk werd 3 december 1928 door Wilhelm Furtwängler ten doop gehouden en veroorzaakte een dergelijk tumult dat het concert bijna werd gestaakt.
Niettemin was het commentaar van criticus Max Marschalk: “Schönberg heeft ons er met de Variaties van overtuigd dat hij erin is geslaagd om nieuwe vergezichten in de muziek heeft ontdekt waarin we ons goed thuis kunnen voelen …. De muziek die hij met deze Variaties aanbiedt, is zonder precedent”.
Dat klopt niet helemaal want Schönberg schiep zijn eigen precedenten, maar wel markeerde dit werk een nieuwe richting door zijn rigoureuze formele cohesie. Men hoort niet of nauwelijks dat van variaties sprake is – Schönberg zelf zei dat dit ook onmogelijk is – maar de luisteraar kan wel een onderliggend momentum vaststellen dat wordt voortgebracht door de complexe ritmische patronen en het rijke orkestrale detail dat als voltooiing tot een climax wordt opgebouwd. En dat is bij nader inzien even bevredigend als als een gangbare reeks opeenvolgende variaties.
Hoe vaker men naar dit werk luistert, des te beter is men in staat om de vele lagen te ontdekken waaruit het is samengesteld. Aan het eind blijft zo toch een klassieke structuur over.
Karajans prachtig vormgegeven uitvoering van dit buitengewone ononderbroken 25 minuten durende werk is uiterst overtuigend, nog steeds. Het gaat om lastige materie, maar Karajan’s subtiele en zeer verbeeldingsvolle benadering stelt ons in staat om alle muzikale lijnen duidelijk te onderscheiden en de warm klinkende opname laat het rijke klankweefsel mooi tot zijn recht komen.
Als extra één der mooiste zwaar bezette vertolkingen van Verklärte Nacht.