Schubert: Forellenkwintet in A D. 667. Variaties over Trockne Blumen in e D. 802; Litanei D. 343. Frank Braley (p), Gautier Capuçon (v), Gérard Caussé (va), Renaud Capuçon (vc) en Alois Posch (cd). Virgin 545.563-2 (58’43”). 2003
In 1819 maakte Schubert met zijn vriend Michael Vogl een uitgebreide wandeltour in Boven Oostenrijk waar ze in de woning van Vogl in Steyr logeerden. Schubert had het daar enorm naar zijn zin. Het tweetal ontmoette daar de rijke plaatselijke mecenas Sylvester Paumgartner die aan Schubert vroeg of deze iets voor zijn muzikale soirees wilde schrijven.
Paumgartner had wel enige wensen waaraan het werk moest voldoen; het moest dezelfde bezetting hebben als Hummels kwintet in Es op. 87 uit 1802 (piano, viool, altviool, cello en contrabas) en tenminste een der delen zou een thema met variaties uit Schuberts lied Die Forelle moeten zijn.
Het beroemde kwintet dat daaruit een jaar later voortkwam is een onweerstaanbaar aantrekkelijk, goed geluimd werk dat meteen een ideale inleiding op het werk van Schubert vormt.
Het dramatische allegro, het gevoelvolle andante, het levendige scherzo en de vindingrijke stroom variaties van de haast zigeunerachtige finale vertonen alle een verbluffende weelde aan inventiviteit en thematisch contrast. De pianopartij is prachtig geïntegreerd met de strijkersklanken dankzij een vrij hoog liggende, licht genoteerde partij die zo meteen voor een mooi evenwicht met de contrabas zorgt.
In een Vergelijkende Discografie van enige jaren geleden kwam een stel van de allermooiste opnamen rond de volgende pianisten ‘bovendrijven’: Curzon (Decca 448.602-2), Brendel (Philips 446.001-2), Zacharias (MDG 307.0625-2), Adès (EMI 557.664-2), Levine (DG 471.740-2) en Schiff (Decca 458.608-2). Daar is niets mis mee, maar het is best aardig om nu eens een ook heel mooie interpretatie naar voren te halen, zoals bovenstaande hoofdzakelijk Franse met oude rot Posch als bassist hier op zijn best in actie.
De aanpak is lichter, minder indringend (maar geeft zeker geen blijk van de Franse slag) en belangrijker nog: er wordt hier met veel elan op fijnzinnige manier gespeeld.
De bewerkelijke, tamelijk opzichtige variatiereeks over het lied ‘Trockne Blumen’ uit Die schöne Müllerin (1824) is een substantieel extra, heel zorgvuldig en met een soort melancholieke zwier door violist Capuçon en Braley gespeeld en de bewerking van het lied ‘Litanei auf das Fest Allerseelen’ (1816) is een gevoelige toegift.