Schubert: Pianosonates nr.14 in a D. 784 en 17 in D D. 850 Gasteiner Sonate. Mitsuko Uchida. Philips 464.480-2 (62’03”). 1999
Schubert: Pianosonates nr. 15 in C D. 840 Reliquie en 18 in G D. 894. Mitsuko Uchida. Philips 454.453-2 (69’33”). 1996
Schubert: Pianosonates nr. 17 in D D. 850 Gasteiner Sonate en 18 in G D. 894; Allegretto in c D. 915. Alfred Brendel. Philips 446.938-2 ( ). 1995
In augustus 1825 verbleef Schubert in het mooi gelegen Kurort Gastein halverwege een vakantie die hij met zijn vriend Vogl doorbracht. Het was een gelukkige fase in zijn moeilijke leven en dat is te horen in een van zijn meest exuberante sonates, nr. 17 die de bijnaam Gasteiner Sonate meekreeg.
Het begin allegro is heel energiek met een uitdagend fanfare-achtig motief, gevolgd door snelle triolen die door het hele deel blijven rondrazen. De daarop volgende drie delen herstellen het evenwicht met een reeks fraaie, zangerige melodieën die soms aan het onnozele grenzen.
Sonate nr. 18 ontstond een jaar later en is een werk met subtielere sfeerwisselingen, maar heel specifiek Schubertiaans door de manier waarop het dromerige, kwinkelerende begin zich ontwikkelt tot boze uitbarstingen en bezorgde terzijdes zonder dat gelukkig de samenhang van het geheel in gevaar komt.
Dit is pianomuziek als een wijdlopige alleenspraak – ieder nieuw idee vloeit logisch uit het voorafgaande voort – met een overheersend gevoel van een tamelijk broos bewustzijn dat zichzelf geleidelijk geheel onthult.
Brendel is de enige die deze beide werken met zijn nogal intellectualistische, maar zeer beheerste, niet ongevoelige en dus best overtuigende aanpak op één cd combineert.
Maar het is in feite Uchida die verraste met haar prachtige, ook heel mooi opgenomen over twee platen verdeelde interpretaties. Wie ook haar overige 6 Schubert sonateplaatjes weet te bemachtigen, is heel goed af.