Schumann: 3 Romances op. 94; 3 Fantasiestukken op. 73; 5 Stücke im Volkston op. 102; Märchenbilder op. 113; Märchenerzählungen op. 132; Adagio en allegro op. 70. François Leleux (h), Jean-Guihen Queyras (vc), Antoine Tamestit (va), Paul Meyer (kl), Bruno Schneider (hn), Gordan Nikolitch (v) en Eric Le Sage (p). Alpha ALPHA 121 (74’56” en 70’12”). 2006
Schumann bood zijn instrumentalisten soms danig vrijheid in de keuze van de bezetting. Los daarvan wordt op deze dubbel cd (deel II in een reeks met de complete kamermuziek en pianomuziek van Schumann) de verwarring nog vergroot door hoboïst Leleux ook te vermelden bij de 3 Fantasiestukken terwijl deze echt worden gespeeld door klarinettist Meyer. Het alternatief was viool of cello. Daarentegen worden de voor klarinet of viool bestemde 3 Romances hier juist door hoboïst Leleux gespeeld. Voor de 5 Stücke im Volkston is terecht de cello van Queyras gekozen in plaats van een viool en in Adagio en Allegro koos men gelukkig eens voor de hoorn in plaats van de cello.
Los daarvan eigenden hoboïsten zich welgemoed wel vaker niet voor hun instrument bedoelde werken toe: Ogrintsjuk, Boyd en Holliger behalve de 3 Romances ook Adagio en Allegro, de 5 Stücke im Volkston en de Fantasiestukken (Harmonia Mundi HMN 91.1804 c.q. DG 439.889-2, en Philips 416.898-2). Maar dergelijke haarkloverijen terzijde: deze Fransen geven de muziek een even karakteristiek romantische statuur; hooguit zijn hun instrumentale timbres was afwijkend, maar dat is meer iets voor insiders.
Het tweede schijfje bracht de 3 vioolsonates bijeen. Ze worden vooral fel gespeeld door Nikolitch en Schneider waarbij een fraaie viooltoon soms in het gedrang komt. Mee daarom en vanwege een genuanceerder aanpak zijn hier Faust en Avenhaus (CPO 999.597-2) en voor alleen nr. 1 en 2 Kremer/Argerich (DG 419.235-2).te verkiezen.