CD Recensies

SCRIABIN: PIANOSONATES NR. 1-10, HAMELIN, ASHKENAZY

Scriabin: Pianosonates nr. 1-10; Sonate-Fantasie in b op. 28. Marc-André Hamelin. Hyperion CDA 67131/2 (2 cd’s, 2u. 25’50”). 1995

 

Scriabin: Pianosonates nr. 1-10. Vladimir Ashkenazy. Decca 425.579-2 (2 cd’s, 2u. 10’24”). 1972-1984

 

Het uitgebreide piano oeuvre van Scriabin wordt gedomineerd door zijn tien sonates die geleidelijk gedurende zijn hele creatieve leven ontstonden. Hij schreef de eerste (nog ongenummerde) sonate in 1892 en de laatste in 1913.

Het eerste viertal bestaat hoofdzakelijk een gangbare romantische inslag heeft en  dat sterk leunt op de erfenis van Chopin en helaas een overdaad aan doelloos, overrijp materiaal bevat. Als voorbeelden van het expressionisme rond de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw mag dat fascinerend zijn, maar pas met de Sonate nr. 5 (1907) wordt het ineens veel interessanter. Het gaat om een nogal duistere creatie die pittig muzikale uitdagingen biedt, meteen al in de dissonante, heftige beginmaten waarin de muziek opklimt van een grommende bas tot in de hoogste regionen van de piano in een plotselinge inspiratieflits.

Vanaf dat moment werden de sonates steeds duivelser wat hun technische moeilijkheden betreft; ieder hoekje van de mogelijke pianoklank werd onderzocht. Scriabins extreem gecompliceerde chromatiek – effectief rond de scheidslijn met het atonale – bereikt zijn expressieve hoogtepunt en uiterste in de sonate nr. 9 met de bijnaam ‘Zwarte mis’ en zijn opvolger nr. 10.

Een myriade van thema’s is geconcentreerd binnen één enkel veelgelaagd deel in dit tweetal werken dat even fonkelend is als de meest virtuoze pianowerken van Liszt.

Jarenlang voerde Ashkenazy in zijn eentje de list integrale sonateopnamen aan. Hij accentueerde met een vrij percussieve aanslag vooral de strijdlustige Mefistokant van Scriabin. Hij is op zijn best in de vroege sonates waarvan hij de bijzondere sfeer mooi treft, in de latere is hij briljant en toont hij visie.

Nog consistenter is Hamelin in zijn latere opname met helder, draagkrachtig spel vol koortsachtige intensiteit en iets van het manische dat de componist zeker ook niet vreemd was. In dynamisch opzicht klinkt zijn opname ook wat guller.