Shostakovich: Symfonieën nr. 1 in f op.10 en 5 in d op. 47. Resp. Londens filharmonisch- en Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink. Decca 425.066-2 (82’13”). 1985
Eentonig werk en beginnende tuberculose frustreerden de voortgang van Shostakovitch aan het werk dat hij voor zijn eindexamen aan het Conservatorium in St. Petersburg wilde maken. Deze symfonie nr. 1, de ‘symphonie grotesque’ zoals hij het werk waaraan hij in 1923 was begonnen en dat hij na de nodige inspanning in 1925 klaar had.
Het werk was onmiddellijk populair en het succes werd in het Westen herhaald waar het meteen door Bruno Walter werd gedirigeerd.
Het was ook een geweldig debuut: helder en bedreven, hecht geïntegreerd en gestructureerd met heel wat bronnen die Shostakovitch in zijn latere leven zouden dienen; als een geboren symfonicus wist hij te manipuleren met tussenspelen en climaxen. Maar het is ook het werk van een componist die zijn rug toekeert naar de specifiek Russische muziek om een nieuwe, moderner taal (voor nieuwe revolutionaire tijden) te smeden die geestig, ironisch en barstend van de energie was. Hij zou daar nog genoeg problemen mee krijgen.
Shostakovitch begon aan zijn vijfde symfonie een jaar nadat de Pravda zijn opera Lady Macbeth had neergesabeld; het werk ging 21 november 1937 in première. Een criticus omschreef de symfonie als “Het praktische creatieve antwoord van een Sovjet kunstenaar op gerechtvaardigde kritiek’. De componist zal zijn schouders hebben opgehaald.
Het werk was meteen een sensationeel succes want overeenkomstig de uitspraak van het Politbureau dat ‘alle aspecten van de muziek ondergeschikt moesten zijn aan de melodie en dat die melodie duidelijk en zingbaar moest zijn’.
Deze symfonie zit vol met de gevraagde melodiek. De behandeling daarvan is minder ambitieus dan we van hem gewend waren, maar de symfonie is wel langs grote lijnen geconstrueerd – hoewel vertrouwelingen van de componist repten van de ironie uit de optimistische finale.
Niet zo vlijmscherp als Ormandy (Sony SBK 62642), maar altijd nog op een manier waarin het juiste element van een burleske wordt getroffen en de humor doorschijnt naast de uitgestraalde onrust zet Haitink dit jeugdwerk neer.
Hogere troeven speelt hij uit in nr. 5. De muziek krijgt voldoende nadruk en wordt geen moment gesentimentaliseerd. Het werk krijgt een nobel karakter zonder veel verdere opsmuk.
Andere opnamen van nr. 5 die de moeite waard zijn, komen van Mravinsky (Erato 2292-45752-2), Järvi (Chandos CHAN8650) en Wigglesworth (BIS CD 973/4).