Stenhammar: Ouverture Excelsior op. 13; Symfonieën nr. 1 in F en 2 in g op. 34; Serenade in F op. 31. Göteborg symfonie orkest o.l.v. Neeme Järvi. DG 445.857-2 (2 cd’s, 2u. 18’37”). 1993
Wie daarnaar speurt, kan bij Stenhammar vast wel invloeden van Sibelius ontdekken, maar de Zweed had niettemin een heel eigen geluid. Wie een van zijn sterkste orkestwerken wil ontdekken, moet de Symfonie nr. 2 (1911/15) zeker beluisteren: levendige, verbeeldingsvolle muziek met mooi lange, licht melancholieke (typisch noordse?) melodieën naast betoverende natuurbeelden en dat alles binnen en stevig kader.
Het eerste deel heeft iets majestueus, het tweede heeft een licht treurige, maar ook waardige inslag, het scherzo heeft inderdaad danskarakter en de slotfuga is monumentaal. Daar is het niet zozeer een echo van Sibelius, maar een verre herinnering aan Bruckner die doorklinkt.
Järvi sr. weet al deze elementen beter in balans te houden dan zoon Paavo (BIS CD 714/6), die met hetzelfde orkest uit Göteborg de complete orkestwerken van Stenhammar opnam.
De Symfonie nr. 1 (1902/3) is minder treffend, maar ook zeer de moeite, de Serenade is erg bekend en de Ouverture vormt een feestelijk begin van dit programma.