Schumann: Frauenliebe und Leben op. 42; 5 Liederen op. 40; ‘Lust der Sturmnacht’ op. 35/1, ‘Dein Angesicht’ op. 127/2; ‘Die Löwenbraut’ op. 31/1; ‘Die Kartenlegerin’ op. 31/2; ‘Abendlied’ op. 107/6; ‘Die Meerfee’ op. 125/1; ‘Stille Liebe’ op. 35/8; ‘Des Sennen Abschied’ op. 79/22; ‘Der Schatzgräber’ op. 45/1; ‘Die Soldatenbraut’ op. 64/1; ‘Mein schöner Stern’ op. 101/4; ‘Schneeglöckchen’ op. 79/26; ‘Volksliedchen’ op. 51/2; ‘Vom Schlaraffenland’ op. 79/5; ‘Rose, Meer und Sonne’ op. 37/9. Anne Sofie von Otter en Bengt Forsberg. DG 445.881-2 (78’49”). 1993
Schumanns liederencyclus Frauenliebe und Leben werd geschreven in een beladen periode toen de rechtbank hem juist had toegestaan om met Clara te trouwen, doch vader Wieck nog tien dagen had om daartegen in beroep te gaan. De componist koos gedachten van Chamisso waarin een vrouw wordt geportretteerd die haar man bemint en alleen voor hem leeft. Het is een uitgesproken negentiende eeuwse opvatting over het vrouw zijn en Schumann versterkt die geachte dat het geluk van een vrouw alleen maar in de schaduw van de man kan staan. Heel ironisch in dit geval omdat ook Clara een heel succesvolle carrière had en tenslotte zelfs als broodwinner eindigde.
Von Otter voert met haar ideaal de verwachte sfeer oproepende begeleider de luisteraar met haar bekende artisticiteit en aangenaam warme stem van het eerste aarzelende verlangen via sensueel verlangen tot teleurstelling aan het slot. De emotie die zij uit een fluistering weet te halen, is bewonderenswaardig en ook in de schat aan verdere liederen spreekt een telkens weer juist afgestemde emotie. Tal van sentimenten passeren de revue en Von Otter weet ze steeds raak te treffen; heel sensitief komt dit alles tot klinken.