Schoeck: Penthesilea op. 39. Helga Dernesch (s), Jane Marsh (s), Mechthild Gessendorf (s), Marjana Lipovsek (ms), Gabriela Soma (s), Theo Adam (b), Horst Hestermann (t), Peter Weber (bs) met koor en orkest van de Oostenrijkse omroep o.l.v. Gerd Albrecht. Orfeo C 364941 B (79’53”). 1982
Penthesilea was de koningin van de Amazonen, een volk dat door de oorlogsgod Mars was uitgezocht om mannen te veroveren om voor nieuwe strijdsters te zorgen waarna de mannen hun vrijheid terugkregen.
Kleist verwerkte deze stof in 1808 tot een treurspel dat echter pas in 1876 voor het eerst werd opgevoerd. Het werk oefende best aantrekkingskracht uit op componisten, getuige een ouverture op.31 van Goldmark (Halász, Marco Polo 8.220417), een symfonisch gedicht van Wolf (Barenboim, Warner 0927-49582-2), een Symfonische proloog van Draeseke (Hanson, MDG 335.1041-2) en Schoecks opera in 1 akte uit 1927 als uitvoerigste behandeling van deze materie.
In tachtig minuten voltrekt zich een pakkende, dramatische handeling die hoogst boeiend is en die de vraag stelt: waarom is dit werk niet bekender? Tijdens de uitvoering wordt men af en toe soms even aan de in de oudheid spelende opera’s van Richard Strauss herinnerd. Maar Schoeck spreekt een heel eigen muziektaal. Dat werkt door tot in de orkestratie. Blazers spelen daarbij een grote rol; er is een scène met oorlogskreten en trompetsignalen van achter het toneel en elders spelen tien klarinetten in verschillende toonhoogtes terwijl slechts sprake is van een handjevol violen, maar er wel weer twee piano’s deelnemen. Dat lijkt haast op Britten vooruit te lopen.
De hier geregistreerde uitvoering werd tijdens het Salzburg Festival 1982 gegeven. In de titelrol zingt Helga Dernesch met veel gevoel en assertiviteit; de belangrijkste andere rol, die van Achilles, valt toe aan de imponerende Theo Adam. Groot en goed is ook de inbreng van het koor en Gerd Albrecht leidt alles met stevige hand in goede banen.