Suppé: Requiem in d. Ouliana Tchaikowski (s), Danielle Michel (a), Gilles Vitale (t) en Jean-Louis Bindi (bs) met Frans-Duitse koren uit Lyon en Parijs en het Jeugdorkest Bonn o.l.v. Wolfgang Badun. Auvidis BNL 112774 (65’47”). 1989
Suppé: Requiem in d. Aleksandra Baranska (s) Katarzyna Suska (a), Jerzy Knetig (t), Andrzej Hiolski (bs) met het Krakau filhsarmonisch koor en –orkest o.l.v. Roland Bader. Koch 31248-2 (69’10”). 1989
Suppé: Requiem in d. Elisabete Matos (s), Mirjam Kalin (a), Aquiles Machado (t) en Luis Rodrigues (bs) met het Gulbenkian koor en –orkest o.l.v. Michel Corboz. Virgin 545.614-2 (65’16”). 2002
Trots vermeldt de hoes van de Auvidis opname ‘Premier enregistrement mondial du Requiem’. Dat bleef niet lang zo want in datzelfde jaar verscheen de Koch uitgave van Bader, in 2002 gevolgd door eentje van Corboz.
Suppé, de operetteman, schreef dit Requiem in 1855 ter herinnering aan Franz Pokorny de theater manager aan wie hij erg veel te danken had als dirigent en componist aan het begin van zijn loopbaan. De eisen die aan een grootschalig religieus koorwerk worden gesteld, waren geen belemmering voor hem om een krachtig en verbeeldingsvol werk te schrijven. Er schuilt natuurlijk ook best wat theatrale flair in het stuk dat zo tot op zekere hoogte vooruitloopt op het negentien jaar later ontstane Requiem van Verdi.
Het koor levert de belangrijkste vocale bijdragen en bij de solisten vallen de belangrijkste taken aan de manlijke stemmen toe.
Wie meteen een goede indruk wil krijgen van de compositie kan het fraaie ‘Hostias’ proberen met een pakkende bassolo en fraaie hout- en koperblazers. Ook het Agnus Dei met zijn wat klaaglijke treurmars die uitmondt in een typisch Suppé thema.
Alle drie de opnamen bieden een royale uitvoering van een best imposant en ontroerend werk dat meer heeft dan curiositeitswaarde. In zoverre maakt het weinig uit welke versie men kiest, al is er een geringe voorkeur voor Corboz en Bader.