CD Recensies

SUPPÉ: OUVERTURES E.A.

Suppe: Ouvertures Leichte Kavallerie, Fatinitza, Tricoche und  Cacolet, Die Heimkehr von der Hochzeit, Franz Schubert en Triumph; Mars uit Bocaccio; Titaniawals; Humoristische variaties over ‘Was kommt da aus der Höh’; Polka Herzenseintracht. Slowaaks Staats filharmonisch orkest o.l.v. Alfred Walter. Marco Polo 8.223683 (61’45”). 1994

 

Suppé: Ouvertures Die schöne Galathea, Boccaccio, Leichte Kavallerie, Ein Morgen, Mittag und Abend in Wien; Pique Dame; Dichter und Bauer; Auber: Ouvertures Le cheval de bronze; Fra Diavolo; Masaniello. Detroit symfonie orkest o.l.v. Paul Paray. Mercury SACD 470.638-2 (66’). 1959 

 

Opnieuw treft hoe voortreffelijk de Mercury Living Presence opnamen uit de jaren vijftig kwalitatief waren. Nog steeds klinken ze vitaal en fris. Zo wordt meteen de pittige aanpak die Paray geeft van Die schöne Galathea onder de aandacht gebracht. Strijkers die in oudere opnamen nog wel eens wat schril willen klinken, komen hier lumineus naar voren. De violen, vol bravura, nemen het met het met succes op tegen het koper in Leichte Kavallerie. Ook de rest van het Suppé materiaal komt prachtig uit de verf.

De aanvulling met drie ouvertures van Auber is een trouvaille.

Ook Alfred Walter trakteert op Suppé, maar beperkt zich niet tot ouvertures, deels onbekende om mee te beginnen. Maar met Leichte Kavallerie en Fatinizia toont hij wel aan dat zijn Slowaakse orkest grote klasse heeft.

Interessanter haast zijn de aanvullingen. De ouverture Triccoche und Cacolet is een Weense aanpassingsvorm van een stuk van Meilhac en Halévy en in de Franse stijl van Offenbach met een paar leuke thema’s en een kostelijke passage voor de solofagot. De Triumph ouverture eindigt passend meeslepend. Hierna imponeert Die Heimkehr von der Hochzeit als compositie wat minder. In Franz Schubert (een  operette in 1 akte met Schubert op het toneel) zijn vanzelfsprekend thema’s van Schubert verwerkt: ‘Erlkönig’ ‘Der Wanderer’, Duitse dans nr. 7 (die later ook werd gebruikt in ‘Lilac time’ naar ‘Das Dreimäderlhaus’), ‘Der Schäfer und der Reiter’ en ‘Taubepost’.

Met Afrikareise beweegt Suppé zich op het gebied van de Straussen, terwijl Herzenseintracht aantoont dat hij ook een heel idiomatische polka kon schrijven. Maar het intrigerendst is de reeks geestige variaties op het Weense studentenlied Fuchslied.

Onderhoudend is het allemaal en Walter maakt er in alle afwisseling wat moois van.