Süssmayr: Ein Deutsches Requiem in Bes; Mozart: Requiem in d KV 626. Maria Jette (s), Jennifer Larmore (ms), James Taylor (t) en Eric Owens (bs) met het St. Olaf koor en het St. Paul kamerorkest o.l.v. resp. Anton Armstrong en Andreas Delfs. Avie AV 0047 (68’03”). 2003/4.
Franz Xaver Süssmayr (1766-1803) werd natuurlijk vooral bekend als de eerste componist die het Requiem van Mozart completeerde. Op zijn inbreng als zodanig is later – terecht of onterecht – nogal wat kritiek uitgeoefend.
Deze cd kan er veel toe bijdragen dat zijn reputatie als succesvolle leerling van Mozart wordt hersteld nu hier is gezorgd door de wereldpremière van zijn eigen in een Benedictijnenklooster bij Linz teruggevonden Requiem op Duitse tekst. Deze rehabilitatie vindt plaats in het spoor van die van bijvoorbeeld Hasse, Michael Haydn en Hummel. Maar op basis van één compositie is niet aantoonbaar dat Süssmayr tekort werd gedaan. Bij zijn ongeveer in dezelfde tijd die hij aan de voltooiing van Mozart werkte geschreven Deutsches Requiem gaat het om een competent, met vakmanschap geschreven werk dat zeker het aanhoren waard is, maar op grootheid maakt het in vergelijking met Mozart geen aanspraak. Het werk werd geschreven voor een Oostenrijkse hertogdommen dat van de paus toestemming had gekregen om de landstaal te gebruiken.
Van het Requiem van Mozart bestaan betere allround opnamen (zie Vergelijkende Discografie).
Bij de solisten is Larmore de uitblinkster en onderscheidt bas Owens zich erg positief in ‘Tuba mirum’.
Het kooraandeel is simpel éénstemming en het verdere idioom is in de cadensen gekruid door volksmuziek. De uitvoering van Armstrong klinkt fris, maar wat hoekig, hoe alert de inzet van het St. Ofafs koor ook is. In het orkest vallen de bassethoorns en trombones positief op.