Schnittke: Celloconcerten nr. 1 en 2; Cellosonates nr. 1 en 2; Concerto grosso voor viool, cello en orkest nr. 2. Alexander Ivashkin (vc), Irina Schnittke (p), Tatyana Grindenko (v) met het Russisch Staats Symfonie orkest o.l.v. Valeri Polyansky. Chandos CHAN 241-39 (2 cd’s, 2u. 33’18”). 1998/2001
Dat het Celloconcert nr. 1 in 1985 werd geschreven kort nadat de componist zijn eerste hartaanval had gehad, is goed hoorbaar; op de achtergrond spelen ook een reactie op politieke onderdrukking, psychologisch verklaarbare angst en desoriëntatie zeker een rol. Constante factor zijn echter ook hier de multistilistische sprongen. Toen de componist uit het ziekenhuis thuis kwam herinnerde hij zich niet aan de gemaakte schetsen waardoor het werk nu onsamenhangend dreigde te worden. Niettemin werd het erg populair met ook rivaliserende opnamen van Thedéen (BIS CD 507), Gutman (Melodyia SUCD 1000067, EMI 754.443-2) en Kliegel (Naxos 8.554465). Maar Ivashkin stond het dichtst bij de componist en weet de kern van het werk als geen ander te raken. Gelukkig wordt hij in dezelfde geest begeleid.
Het Celloconcert nr. 2 stamt uit 1990 en kent aanzienlijk minder expressieve uitersten. Echo’s van een Weense wals in een bewerking door Schönberg of Berg komen langs in het met veertig minuten lengte nogal lange werk.
De beide Cellosonates uit respectievelijk 1978 en 1994 bezitten ook een totaal verschillend karakter. Nummer 1 heeft heel kenmerkend weer langzame hoekdelen met daartussen een scherzo vol zwarte humor, clusters en vrij bizarre cello figuraties, terwijl nr. 2 erg aforistisch is en we in Concerto grosso nr. 2 met weer voor Schnittke kenmerkende ‘verkeerde’ noten te maken krijgen eveneens. Dat de componist fantastisch voor de cello wist te schrijven blijkt duidelijk en dat Ivashkin de ideale vertolker van de cello aandelen is eveneens. De andere solisten en het orkest zetten ook hun beste beentje voor.