CD Recensies

SZYMANOWSKI: VIOOLCONCERT NR. 1; MYTHES E.A.

Szymanowski: Vioolconcert nr. 1 op. 35; Chant de RoxaneMythes op. 30 nr.1-3; Nocturne en Tarantella op. 28; Stravinsky: ‘Chanson russe’, ‘Berceuse’ en ‘Scherzo’ uit De Vuurvogel. Rosanne Philippens met resp. het Nederlands Jeugdorkest o.l.v. Xian Zhang en Julien Quentin (p). Channel Classics CCS SA 36715 (70’43”). 2014 

 

Het ongetwijfeld in Karol Szymanowki aanwezige genie is vrij ongrijpbaar maar wel breed van opzet. Wagner was natuurlijk een grote invloed, maar in zijn jonge jaren speelden ook Chopin, Scriabin, R. Strauss en Reger ook een nuttige rol in zijn stijlontwikkeling. Reizen door Italië, Sicilië en Noord-Afrika gaven hem waardering voor de Latijnse en Arabische cultuur en ook zijn ontmoeting met Debussy, Ravel en Stravinsky kort voor W.O.I was een cruciale muzikale ervaring.

Veel van die hierboven genoemde invloeden kristalliseerden zich uit toen de componist rijper werd. Meteen de 3 Mythes uit 1915 die echter pas in 1921 werden gepubliceerd, leggen daarvan getuigenis af. Elk van de drie delen – ‘La fontaine d’Aerethuse’, ‘Narcisse’ en ‘Dryaden en Pan’ – weerspiegelt daarnaast ’s componisten fascinatie voor de klassieke mythologie. De eerste heeft een impressionistische breekbaarheid die aan Debussy doet denken, de tweede lijkt wel op Messiaen vooruit te lopen terwijl nr. 3 een briljante diepgang heeft.

Alle drie deze stukken vergen om te beginnen zware eisen aan beide vertolkers, terwijl de vertolking veel fijnzinnigheid vraagt wat zowel de kleuring als de dramatische ontwikkeling betreft. Daarover beschikken beide uitvoerenden in hoge mate. Het extatische begindeel klinkt poëtisch, haast extatisch en ook in beide vervolgstukken wordt mooi recht gedaan aan deze bedwelmende bijna niet meer van deze nuchtere wereld zijnde muziek.

Het eerste vioolconcert dateert ook uit 1915 en heeft eveneens na een vervoerde solistische inleiding voor het grootste deel een subtiele toon, die wel overgaat in meer atletische nadruk, maar nooit ontaardt in overdadigheid. Geen wonder want het werk schijnt te zijn geïnspireerd door het symbolistische gedicht  Meinacht van Tadeusz Micinski.

De soliste laat de melodielijnen van haar aandeel in een exquise toon boven het orkest zweven. Hoe enthousiast het Nederlands Jeugdorkest ook begeleidt, de instrumentale groepen zorgen niet steeds voor de vorm die de interactie met de soliste maximeert (vergelijk Zehetmair/Rattle, EMI 503.429-2, elders in deze rubriek besproken).

Nocturne en Tarantella (1915) bieden hierna meer puur conventionele virtuositeit en Chant de Roxane uit 1931 is een aardig laat werk.

Eén ding is merkwaardig aan deze cd. Waarom die overstap naar een aardige, maar nodeloos skeletachtige reductie van juist heel kleurige balletmuziek van Stravinsky? Dat terwijl de violiste 2015 benoemt tot ‘Jaar van Szymanowski’. Waarom dan niet diens Vioolsonate in d op. 9, de Romance in D op. 23, de drie Paganini Caprices op. 40 of La berceuse d’Aitacho Enia op. 52 gekozen? Of zijn die werken desnoods in combinatie met stukken als de Danse sauvage en L’aube die in samenwerking met violist Kochanski werden geschreven, bewaard voor een tweede cd, net als Vioolconcert nr. 2? Te wensen is dat zeer!