CD Recensies

CHOPIN: CELLOSONATE E.A., WEiLERSTEIN

Chopin: Cellosonate in g op. 65; Étude in cis op. 25/7 (bew. Franchomme); Polonaise brillante op. 3; Rachmaninov: Cellosonate in g op. 19; Vocalise op. 34/14. Alisa Wellerstein en Inon Barnatan. Decca 478.84163 (1u. 20’47’’). 2015

 

De gevierde, temperamentvolle Amerikaanse celliste Alisa Wellerstein debuteerde met succes op Decca met de Celloconcerten van Elgar en Carter plus Bruchs Kol nidrei op Decca 478.2735; hier manifesteert ze zich op een bomvolle cd als kamermusicus en koos als begeleider de Israëlische pianist Inon Barnatan, die bij voorkeur deze rol vervult. Samen vormt het tweetal een hecht duo dat blijkbaar heel goed op elkaar is ingespeeld en eenzelfde stel opvattingen deelt.

Hier wordt namelijk bijzonder geëngageerd en temperamentvol gemusiceerd. De dynamiek tussen de felle uitbarstingen en rustpunten in het eerste deel van de Chopinsonate is tot het aanvaardbare uiterste opgerekt. Moeilijkheden bestaan blijkbaar niet voor dit koppel, vandaar dat er alle ruimte is om romantische passie te uiten. Dat het geheel een wat onrustig karakter krijgt, ligt in de noten besloten.

Bij Rachmaninov komt deze speelwijze meteen in het eerste deel met een knap opgebouwde climax zo ook goed tot zijn recht. Dat ook de rustiger momenten krijgen wat ze verdienen na het virtuoze eerste deel blijkt eerst uit de mildheid van het tweede deel en daarna uit de fijnzinnig zangerige weergave van het derde deel. Zo wordt in beide hoofdwerken de essentie geraakt.

In Rachmaninovs Vocalise wordt gelukkig alle sentimentaliteit vermeden; zangerigheid heerst. Eenvoud, een sfeer van verlies en geheimzinnigheid kenmerkt de interpretatie van de bewerking die Auguste Franchomme van Chopins Étude met nocturnekarakter maakte en in de Polonaise brillante, een jeugdwerk, klinkt mooi Poolse trots door, maar ook bravura en verve.

Het is het hoogst aanstekelijke communicatieve karakter van het samenspel dat deze uitvoeringen op zo’n hoog niveau brengt.

Natuurlijk zijn er legio andere opnamen van de sonates. Maar waarom vergelijken – tenzij met bv. Sol Gabetta (Sony 8884-309301-2) en Rostropovich met Argerich (DG 419.860-2) in Chopin en Mayke Rademakers (QuinTone Q 12002), Harriet Krijgh (Capriccio C 5258) en Gautier Capuçon (Virgin 385.786-2) wat Rachmaninov aangaat en met dezelfde koppeling  zijn Akexander Kniazov en Nikolai Lugansky (Warner 2564-63946-2) interessant – als deze nieuwe cd qua vertolkingsniveau en opnametechnisch voldoende meerwaarde biedt?