Copland: Symfonie voor orgel en orkest; Dance symphony; Short symphony. Simon Preston met het St. Louis symfonie orkest o.l.v. Leonard Slatkin. RCA 09026-68292-2 (67’26”). 1993, 1995
Beroemd werd de opmerking van dirigent Walter Damrosch na de première van Coplands orgelsymfonie uit 1925 (zes jaar later omgewerkt tot symphony without organ ofwel symfonie nr. 1): “Dames en heren…. Wanneer een begaafde jongeman op zijn drieëntwintigste een symfonie als deze kan componeren, zal hij binnen vijf jaar tot een moord in staat zijn”.
Zover is het gelukkig niet gekomen. Het werk werd in 1924 geschreven voor de Amerikaanse tournee van zijn lerares Nadia Boulanger. Zijn volwassen stijl is al duidelijk herkenbaar in de lange, onderkoelde melodieën tegenover de aanstekelijke typisch Amerikaanse dansritmen. Of, zoals dirigent Daniel Tosi zei: “Een jazzy atmosfeer, bijgekleurd met oude kerkzangen”.
Aan het begin van zijn loopbaan was Copland een hanige melodicus die op haast populistische wijze mooie melodieën tevoorschijn toverde, maar na begin jaren dertig leek die bron op te drogen.
De orgelsymfonie bezit de nodige panache, de danssymfonie heeft pit en toont lef en de short symphony die in 1934 voor het eerst onder Carlos Chávez in Mexico klonk en in 1937 ook werd omgewerkt tot een sextet laat horen dat bondigheid de ziel van gevatheid bevat. Eigenlijk was deze muziek bestemd voor het nooit opgevoerde ballet Grogh dat hij gedurende zijn Parijse jaren, in 1925, schreef.
Hoewel het bij deze drie werken niet om Coplands beste meesterwerken gaat, zijn ze best interessant en Slatkin maakt ze met heel goede uitvoeringen best de moeite waard.