Corelli: Triosonates da chiesa op. 1 nr. 1-12 en op. 3 nr. 1-12; Triosonates da camera op. 2 nr. 1-12 en op. 4 nr. 1-12. Purcell kwartet. Chandos CHAN 0516 (66’47”). 1990
In Corelli’s tijd gold het begrip ‘sonate’ – dat oorspronkelijk elk muziekstuk had betekend dat werd gespeeld inn plaats van gezongen – gewoonlijk bedoeld voor vierdelige muziek in twee snelle en twee langzame delen die werd gespeeld door een klein ensemble. De triosonate – het belangrijkste kamermuziekgenre uit de barok – is driestemmig en wordt gespeeld door vier instrumenten met twee bovenliggende partijen, meest voor violen, plus een baspartij met de naam continuo, vertolkt door een toetsinstrument en een laag strijkinstrument.
Verder werd verschil gemaakt tussen de sonata da camera waarin dansvormen worden gebruikt en de sonata da chiesa waarin deze niet werden toegepast.
Maar bij Corelli vervagen die verschillen enigszins. Al zijn triosonates bieden elegante, verfijnde muziek waarin zeker in de langzame delen de vioolpartijen een lyrische kwaliteit hebben die de menselijke stem benadert, maar die uiterste emoties vermijdt. Deze sonates zijn kleine, bondige juweeltjes met een weelde aan inventiviteit en schoonheid
Gedurende zijn leven verscheen Corelli’s kamermuziek 84 maal in druk en gedurende de achttiende eeuw nog eens 31 keer. Een niet alledaags record.
Het uit Catherine Mackintosh en Elizabeth Wallfisch (v), Richard Boothby (vc), Robert Woolley (org. op. 1, kl. op. 2) en Jakob Lindberg (theorbe) bestaande Purcell kwartet put alle gegeven mogelijkheden goed uit met een plooibare frasering en toevoeging van fraaie versieringen. Nog steeds is dit een van de fijnste opnamen van al deze triosonates bij elkaar.
Het belangrijkste alternatief biedt London Baroque onder Charles Medlam (Harmonia Mundi HMA 185.344/5 en HMA 190.1342/3).