CD Recensies

CAVALLI: STATIRA PRINCIPESSA DI PERSIA

Cavalli: Statira principessa di Persia. Roberta Invernizzi (s., Statira), Dionisia di Vico (ms., Clordaspe), Maria Ercolano (s., Ermosilla/Usmano), Giuseppe de Vittorio (t., Elisenna), Giuseppe Naviglio (bs., Plutone/Nicarco/Dario) e.a. met la Cappella della Pietà de Turchini o.l.v. Antonio Florio. Naïve opus 111 OP 3038-2 (2 cd’s. 2u. 18’10”). 2003

 

Met de aandacht die het Festival Oude Muziek in Utrecht in 2016 aan de Venetiaanse school in het algemeen en aan Cavalli in het bijzonder besteedde, loonde het om deze oudere opname uit de tijd voordat deze website bestond, nog eens tevoorschijn te halen.

Waarom? Omdat het hier, ondanks een paar tekortkomingen, gaat om een van de belangrijkste composities van Francesco Cavalli uit 1655 op libretto van Busenello. Het werk dat het jaar daarop voor het eerst werd opgevoerd is daarom zo interessant, omdat het het onvermoede duistere kant van de componist toont.

Het werk begint op vertrouwd terrein met van  die complexe travestie verwikkelingen die haast wezenlijk zijn bij de componist. Compleet met de nadruk op biseksualiteit als fundamenteel verschijnsel van de menselijke natuur. Het was iets dat de componist eeuwenlang persona non grata maakte.

Satira, de dochter van de Perzische koning Darius, is verliefd op de koning van Egypte, Cloridaspe. Daaruit volgen complicaties, want ook de Egyptische prins Usimano is op haar verliefd en om haar aan de haak te slaan heeft hij zich als vrouw verkleed en is hij als hofdame onder de naam Ermosilla aan haar toegevoegd. Zij oefent een grote aantrekkingskracht op de mannen om haar heen – waaronder Cloridaspe’s grove handlanger Nicarco en zijn dienaar Vaffrino uit.

Iedereen die nu verwacht dat de lastige vanzelf zal worden opgelost in de geest van Calisto, wacht een verrassing want de werkelijke relaties hebben alles te maken met die tussen seks en oorlog. De mannen zijn leden van een militair verbond dat Armenië klein wil krijgen, ongeacht de seksuele relaties aan het thuisfront.

Wanneer de vermomming van Usimano is ontdekt, wordt Statira het onderwerp van onderhandelingen tussen de echte mannen die om haar gunsten vragen is ruil voor militaire dienst bij haar vader. Het vrij conventionele happy end kan de daaruit voortvloeiende gemeenheden niet verhullen.

Ook in stilistisch opzicht vinden we nieuwe elementen terug in dit werk. Cloridaspe en Usimano zijn beide vrouwenrollen, wat inhoudt dat er aardig wat sexy duetten zijn. In plaats van dat de handeling verder wordt geholpen met uitgebreide recitatief dialogen, domineren hier opeenvolgende monologen die heen en weer gaan van recitatief naar arioso en terug.

Omdat Satira een pand is in een mannenwereld, wordt haar toenemende zorg weerspiegeld in aria’s die steeds langer en lastiger worden. Geen wonder dat Cavalli wel een belangrijke schakel tussen Monteverdi en Händel is genoemd.

Cavalli noteerde eigenlijk nooit de volledige orkestpartijen – veel werd aan improvisatie overgelaten. Dat noopt dirigent Florio om een eigen versie te maken. Die blijkt tamelijk onbuigzaam met droog klinkende strijkers en spaarzaam ingezette houtblazers en koper. René Jacobs had daar wat flamboyanteres van gemaakt.

De vocale bezetting is nogal ongelijkmatig. Een duidelijke uitspraak heeft nogal eens voorrang op melodische schoonheid. Dionisia di Vico’s Cloridaspe heeft geen gaaf doorlopende registers en Giuseppe Naviglio’s Nicarco mist teveel het imago van een gevaarlijk iemand.

Maar daar staat gelukkig veel moois tegenover. Rosario Totaro is een afwisselend grappige en cynische Vaffrino, Maria Ercolano een veelzijdige, stralende Usimano. Maar de grote stern is natuurlijk Roberta Invernizzi in de titelrol. Heel expressief, veelzijdig en knap in de veeleisende bravura passages.