Castelnuovo-Tedesco: Notturno in Hollywood; Alt Wien, ‘Rapsodia Viennese’ op. 30; Vitalba e Viancospino op. 21; Cantico per San Bernardino op. 19; Sonatina zoologica op. 187; Film études op. 67 nr. 1 ‘Charlot’ en 2 ’Topolino’; Cielo di settembre op. 1; Piedigrotta op. 32. Alfonso Soldano. Divine Art DDA 2515-2 (74’28”). 2017
De Italiaanse componist Mario Castelnuovo-Tedesco (1895-1968) is vooral bekend geworden door zijn ruin honderd werken voor gitaar, waarvan het Gitaarconcert nr. 1 het populairst werd. Dat hij ook veel filmmuziek - ruim 250 partituren - schreef en Henry Mancini, John Williams en André Previn als studenten had, is ook bekend. Van zijn presentie in die filmwereld getuigt meteen als bijproduct de aardige Notturno in Hollywood uit 1941.
Als componist had hij veel krediet bij Debussy en Ravel, maar ook bij Pizzetti wat hem het etiket van post-impressionist gaf.
De pastiche Alt Wien, de ‘Rapsodia Viennese’ was in 1923 oorspronkelijk gedacht voor twee piano’s en laat maar vaag iets van de Weense wals doorschemeren, aan het slot horen e zelfs iets van een foxtrot. Er bestaat een bewerking voor viool en piano die Heifetz graag speelde.
Bij Vitalba e Viancospino gaat het om een pastoraal sprookje over het elfje Clematis en de bosfee Meidoorn alsof we ons daarbij een libelle en een vlinder moeten voorstellen die met hen in de rondte dansen.
Veel meditatiever van inslag is Cantico per San Bernardino uit 1920 over de heilige die bij voorkeur in het zonlicht of onder de sterrenhemel, op een rots in zee of een heuveltop bad in plaats van in een kerk.
Maar het leukste is wel de Sonatina zoologica uit 1960 die vooral kinderen moet aanspreken waarin vier min of meer griezelige kleine diertjes zijn afgebeeld: libellen, slakken, een hagedis en spinnen. Al even fascinerend zijn de beide film études van blijkbare witte doek helden van de componist: Charlie Chaplin en een eerder melancholieke dan geestige stemming en een springerige Micky Mouse.
Cielo di settembre is een vroeg werk uit 1910 gat haast van Debussy had kunnen zijn en Piedigrotta ontstond in 1923. Aanleiding was het buiten horen van Napolitaanse volksliedjes met gitaarbegeleiding. De vijf deeltjes ’Tarantella’. ’Notte ‘e luna’, ‘Calascuinate’, ‘Voce luntana’ en ‘Larlula’ bezitten elk een eigen, vooral lyrische sfeer.
Gelukkig voelt Alfonso Soldano karakter en sfeer van deze werken heel goed aan; hij vertolkt ze dienovereenkomstig bijzonder goed. Zijn enige concurrent met veel overlappend materiaal is Mark Bebbington (SOMM CD 0172).