Chopin: Walsen nr. 1-20. Emmanuelle Swiercz. La musica LMU 010 (71’18”). 2017
Net zoals hij met veel andere miniatuurvormen deed, veranderde Chopin de Wals in een gevarieerd en volwassen genre. Op zijn composities die vol staan van overdadige rubati en muzikale complexiteit, kon echter niet worden gedanst. Men zou kunnen zeggen dat de walsen ongeschikt zijn om alle tweeëntwintig achter elkaar te worden beluisterd - teveel driekwartsmaat, altijd nadruk op de eerste tel en een vergelijkbaar sentiment.
Dat mag gelden voor mindere componisten, maar de Walsen van Chopin zijn een uitzondering op deze regel. De onderlinge variaties is zeer groot - of we nu hebben over het welgemeende plezier en de bijna militaire precisie van de terecht beroemde Grande valse op. 18, de grilligheid van op. 34/1 of de lichtvoetigheid van op. 42. Iedere pianist die zich aan de Walsen waagt, moet deze verschillende speelstijlen aankunnen.
Sinds de beroemde opnamen van Dinu Lipatti (EMI 566.904-2) en Rubinstein (RCA 82876-59422-2, 09026-63047-2) zijn heel wat volgende uitgaven van dit materiaal verschenen.
Nu meldt zich ook de Franse pianiste Emmanuelle Wiercz die eerder de Nocturnes vastlegde. Haar spel is te allen tijde zuiver en helder; iedere noot klinkt als klein meesterwerk op zichzelf. Ze verwoordt de breekbaarheid van op.34/2 gracieus met vrouwenhand en ook in het langzame gedeelte van op. 64/2 weet ze een gevoelige snaar te raken. Ze kan echter ook royaal voor de dag komen, zoals in het snellere op. 34/3 en op. 70/1. Er valt kortom veel te genieten en met plezier luistert men achter elkaar de hele cd af. Net zoals soms met bonbons lijkt elke weer lekkerder te zijn dan de voorafgaande. Des te spijtiger dan de beide laatste postume Walsen ontbreken.