CD Recensies

CHOPIN: PRÉLUDES NR. 1-26 E.A., BLECHACZ

Chopin: De 24 Préludes op. 28; Préludes in As op. post. En in cis op. 45; Nocturnes nr. 1 in B en 2 in E op. 62/1 en 2. Rafal Blechacz. DG 477.659-2 (58’08”). 2007

 Een jaar of twintig geleden werd aan prof. Zurawlew, die in 1927 de stichter was van het Warschause Chopinconcours, gevraagd wie van de prijswinnaars tot dan toe zijn favoriet was. Zonder enige aarzeling antwoordde hij onmiddellijk: Martha Argerich. Of de professor nog leeft en zijn mening moet herzien nadat de 22-jarige landgenoot Blechacz tijdens het concours in 2005 werd bekroond en bovendien werd overladen met drie andere prijzen voor de mooiste vertolkingen van mazurka’s, polonaises en het eerste pianoconcert?

Onlangs overtuigde hij ‘live’ een Amsterdamse toehoorderschare van zijn fenomenale kunnen. Op deze cd adstrueert hij dat blijvend nader. Er bestaan maar weinig opnamen van de 24 Préludes op. 28 en hun beide latere nakomelingen die uitmunten door een zo volmaakte combinatie van temperamentvolle virtuositeit en boeiend muzikaal inzicht. De jongeman beschikt over de technische wapenrusting om met de muziek te doen wat hij wil. Om het even of het gaat om de treffende, duistere melancholie van nr. 2 of om de bliksemende beroering van nr. 16 (door Alfred Cortot ooit ‘De weg naar de afgrond’ genaamd), om slechts twee uitersten te noemen. Luister vooral ook naar de innerlijke storm die in nr. 12 woedt en de dichterlijke verinnerlijking uit nr. 15 Ook elke versiering wordt mooi uitgefraseerd. Noot voor noot klinkt fris alsof hij net is bedacht

Dit is het soort Chopinspel waarnaar men te vaak vergeefs uitkijkt: persoonlijk, doch zonder opdringerige eigenzinnigheden. Zo horen de fijnzinnigheden, geheimen en de proporties van een groot deel van Chopins caleidoscopisch veranderende en soms vrijpostige muziekbladzijden te worden geuit.

Het zijn juist deze scherpe interpretatieve tegenstellingen die deze uitvoeringen zo verrassend en treffend maken. Zijn aanpak lijkt onvoorspelbaar, maar er zit een uitgesproken opvatting achter die gaandeweg zijn geldigheid aantoont. De buiten adem geraakte luisteraar kan daarna weer tot rust komen bij twee heel poëtisch voorgedragen Nocturnes. Wat mag men meer verlangen? Bij nog geen uur speelduur had deze veeleisende luisteraar best nog een trotse Polonaise - en dan liefst nr. 7 in As, de Polonaise-fantaisie - als toegift willen horen.

Natuurlijk is Argerich (DG 415.836-2) hiermee niet gedeclasseerd. Is het geen verrassend toeval dat DG verder sinds Askenase (477.524-2) met Pogorelich (429.227-2) en Pollini (413.796-2) zoveel troeven in handen heeft wat de Préludes betreft?