CD Recensies

CHOPIN: WALSEN NR. 1-21 E.A., THARAUD

Chopin: De 21 walsen; Mompou: Valse-évocation. Alexandre Tharaud. Harmonia Mundi HMX 290. 1927. (61’14”). 2005

Chopin: Mazurka’s in cis op. 63/3, in e op. 17/2, in a op. 68/2, in a op. 7/2, in a op. 17/4; Ballade nr. 1 in g op. 23; Fantasie in f op. 49; Nocturnes nr.2 in es op. 9/2 en nr. 20 in cis op posth.; 3 Ecossaisses op. 72/3; Contredanse in Bes KK Anh.La/4; Fantaisie impromptu in cis op. 66. Alexandre Tharaud. Virgin 457.845-2 (64’07”). 2009

 

Als het ware met een paukenslag betrad Tharaud de cd wereld met zijn Tic Toc Choc Couperinopname (HMC 90.1956), voorafgegaan door een dito Rameaufeest met de Nouvelles suites (HMC 90.1754). Verder was hij te horen als begeleider van Querés in de cellosonates van Debussy en Poulenc (HMC 90.2012). Maar Chopin? Romantiek? Wie had dat verwacht. Maar ook: waarom niet van een goede allround pianist.

De opname van de Walsen, verpakt met de volledige Harmonia Mundi catalogus 2010 en aangeboden voor een sterk verlaagde prijs, blijkt al een jaar of vijf op de plank te hebben gelegen. Zo te horen niet omdat de kwaliteit van het spel beneden peil zou zijn. In tegendeel.

Vroeger sprak men van ‘De 14 walsen’ en zo kennen we ook tal van waardevolle opnamen, natuurlijk te beginnen bij Lipatti (EMI 566-904-2), op de hielen gevolgd door Rubinstein (RCA 09026-63047-2) die al tot 19 kwam en Ashkenenazy (Decca 414.600-2). In feite zijn er 21 indien al het postume materiaal wordt meegerekend.

Ook Tharaud biedt ons 19 walsen aan en hij blijkt precies aan te voelen waar het bij deze miniatuurtjes om gaat. Tempo- en stemmingscontrasten worden geen moment overdreven en blijven binnen de grenzen zonder de variëteit aan te tasten. Zo klinkt op, 18 elegant, op 34/1 brillante zoals de componist vroeg, op. 32/2 op lichtelijk sombere wijze gracieus. Misschien wel het mooist slaagden op. 42 en 64/2.

Zo werd dit een niet te versmaden aanbieding naast de andere uitverkorenen. De tweede cd is nieuwer en gevarieerder. Het gaat om een heus recital dat wordt aangeboden onder de titel ‘Journal intime’ wat uiterlijk slaat op de oude boekvorm met gebruinde randen, maar evenzeer op de korte beschrijving van de totstandkoming en niet zozeer tot een verklaring van de mooie samenstelling van deze opname.

Ook hier weer bezit het spel persoonlijkheid en karakter. Tharaud voelt goed aan dat het bij Chopin altijd om inherente trots, om uiterste, maar nooit overdreven gevoeligheid en adeldom gaat. En dat alles nog steeds in een klassiek kader gepast. Twee mooie bijdragen aan het Chopinjaar 2010.