Chopin: 19 Walsen. Alice Sara Ott. DG 477.8095 (56’59”). 2009
De walsrage begon laat in de achttiende eeuw en was in Chopins tijd volledig op dreef. Hoewel hij zelf al op zestienjarige leeftijd walsen ging schrijven, raakte hij bij een bezoek aan Wenen in 1830 niet erg onder de indruk van het materiaal van Lanner en Joh. Strauss sr. Een grotere invloed oefende Webers Aufforderung zum Tanz uit 1819 op hem uit.
Chopins walsen zijn een vergelijkbaar persoonlijke reactie op deze dansvorm, een verbeeldingsvolle evocatie van de vrolijkheid en de overgave, maar soms ook de melancholie van de balzaal.
In 1950 vormde Dinu Lipatti (EMI 566.904-2) als eerste een standaard voor de uitvoering van deze gestileerde dansen. Hij nam 14 van de in totaal 22 walsen op. Anderen, zoals de Chopinspecialist Artur Rubinstein met datzelfde veertientaal (RCA 09026-63047-2, 82867-59422-2) volgden in de jaren zestig. In de jaren zeventig volgde een andere specialist, Vladimir Ashkenazy (Decca 414.600-2) met 19 stuks. Andere interpretaties laten we hier maar even buiten beschouwing.
Met Alice Sara Ott is de jongste generatie aan bod. Ze bereidde zich echt zorgvuldig voor door de manuscripten te bestuderen. Zo maar wat details: op. 34/1 is brillante zoals de componist vraagt, op. 34/2 gracieus, in op. 42 en op. 64/2 worden alle vereiste, nogal verschillende elementen fraai verenigd, inclusief een sfeer van verlangen. In op. 69/1 wordt Chopins jeugdige liefde voor Maria Wodzinska weerspiegeld; op.70/1 klinkt heel spiritueel.
Misschien droeg Otts gedeelde afkomst wel bij aan het begrip dat ze voor de ontwortelde Chopin toont. Ze schuwt geen grote contrasten tussen het intieme, elegant poëtische en het uitbundige. De opnamemensen beloonden haar met een prachtige pianoklank.
Behalve de genoemde oudere vertolkers is vooral de eveneens jonge Ingrid Fliter (EMI 698.351-2) in staat een interpretatief gelijkwaardig stel walsen voor te schotelen.