Chopin: 16 Polonaises; Allegro de concert in A op. 46; Etudes in F, in As en in Des op. post., Tarantelle in As op. 43; Fuga in a; Albumblad in E; ‘Lente’ uit Poolse liederen op. 74; Galop marquis; Berceuse; Barcarolle; 2 Bourrées. Vladimir Ashkenazy. Decca 452.167-2 (2 cd’s, 2u 25’03”). 1974/84
Zoals het woord al aangeeft, is de polonaise een Poolse dans met een nogal stijf en statig karakter. De polonaise had in de Poolse cultuur een vergelijkbare status als de wals in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Chopins polonaises overstijgen zoals mag worden verwacht de formele beperkingen van het genre aanzienlijk. In zijn handen worden deze dansen een vehikel voor zijn gepassioneerde gevoelens over zijn vaderland.
Van de zestien polonaises die Chopin componeerde, worden doorgaans de zeven in een later stadium geschreven stukken regelmatig uitgevoerd. Het waarom is duidelijk: ze ademen het beste de strijdvaardige, trotse kant van de componist en dat niet alleen in de bekendste van het stel, de ‘Heroïsche’ nr. 6 in As op. 53. Ook andere stukken met bijnamen, zoals de ‘Militaire’ in A op. 40 en de Polonaise fantaisie in As op. 61 die begint met een van zijn treffendste vondsten en uitmondt in een reeks quasi improvisaties genieten op grond van die bijnamen grotere populariteit.
Ashkenazy is tot nu toe de enige (afgezien van de groep Poolse pianisten die voor het Japanse label Pony Canyon ook voor een integrale opname zorgde in de jaren ’90; de polonaises kwamen op rekening van Jaroslav Drzewiecki, PCCL 00115).
Ashkenazy lardeert de complete reeks met andere werken en maakt misschien door de zo geboden afwisseling een frisse indruk waarbij zowel het dichterlijk gevoel als de felle bravoure in ruime mate aanwezig zijn en gelukkig ook evenwichtig gedoseerd. Hij doet het patriottische karakter niets te kort en is voor wie dit genre de volledigheid nastreeft de aangewezen en enige logische vertolker.