Draeseke: Symfonie nr. 3 op. 40, Symphonia tragica; Ouverture Gudrun; Penthesilea op. 50. Wuppertal symfonie orkest o.l.v. George Hanson. MDG MDG 335-1041-2 (72’56”). 2000
Als aanhanger van de Neu-Deutsche Schule van Liszt en Wagner begaf Felix Draeseke (1835-1913) aanvankelijk in de wereld van de opera en de symfonische gedichten. Dat is te horen in de ouverture Gudrun die ook het nodige verlicht is aan Berlioz en Wagners Tannhäuser maar verder niet veel om het lijf heeft.
De derde van Draeseke’s vier symfonieën dateert uit 1886 en ontstond een jaar na Brahms IV. Deze Symphonia tragica is waarschijnlijk zijn beste orkestwerk. Gelukkig slaagt George Hanson erin het van nature diffuse karakter wat te verhelderen. Het eclecticisme van veel van Draeseke’s muziek blijkt het duidelijkst in de finale met zijn mengeling van stijlen. Een Wagneriaanse inleiding maakt plaats voor een tarantella à Berlioz’ Carnaval romain en eindigt met een Beethoveniaanse fuga. Maar waarom het werk tragisch is genoemd?
Dat bijvoegsel past beter bij het symfonische voorspel Penthesllea dat in 1890 onder leiding van niemand minder dan Richard Strauss voor het eerst werd gespeeld. Het gaat om een klein meesterwerk waarin opkomst en ondergang van de Amazonekoningin prachtig wordt geschilderd (met het nodige koper en slagwerk): hier treffen we het niveau van een symfonisch gedicht van Liszt.