CD Recensies

DOHNÁNYI: ORKESTWERKEN

Dohnányi: Symfonieën nr. 1 in d op. 9 en  2 in E op. 40; Amerikaanse rapsodie op. 47; Pianoconcert nr. 1 in e op. 5 en 2 in b op. 42; Ruralia hungarica op. 32b; Vioolconcert nr. 2 in c op. 43; Concertino voor harp en kamerorkest op. 45; Symfonische minuten op. 36; Orkestsuite op. 19; Variaties over een kinderliedje op. 25; De sluier van Pierrette op. 18. Howard Shelley (p), James Ehnes (v), Clifford Lantaff (hrp) met het BBC Filharmonisch orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 10906 (5 cd’s, 5u. 46’26”). 1998/2007

 

De Hongaarse componist Ernö Dohnányi (1877-1960, ook bekend onder zijn Duitse naam Ernst von Dohnányi) was  een iets oudere tijdgenoot van Bartók en Kodály, wiens stijl geworteld was in in de Oostenrijks-Duitse traditie van Brahms.

Zijn oeuvre bleef betrekkelijk klein aangezien hij zijn tijd verdeelde tussen optreden – hij was een groot pianist en een veelgevraagde dirigent – lesgeven en componeren. Maar het omvat best belangrijke symfonieën, concertante werken en kamermuziek.

Voor de Tweede Wereldoorlog was hij een sleutelfiguur in het Hongaarse muziekleven, maar hij moest vluchten na beschuldigingen van het communistische regime wegens landverraad. In 1944 was hij namelijk naar Oostenrijk gegaan nadat hij jarenlang zijn Joodse collega’s had gesteund. De rest van zijn leven woonde hij in Florida.

Hoewel Dohnányi’s muziek doorgaans vasthoudt aan de ernst van de romantische traditie, is zijn bekendste werk een parodie. In 1914 schreef hij namelijk zijn Variaties op een kinderliedje voor piano en orkest. Het thema is in het Frans Ah, vous dirai-je, maman (bekend van Mozarts variaties) en in het Nederlands van Altijd is Kortjakje ziek. In dit werk neemt de componist een loopje met allerlei muzikale aspecten via dat simpele, onschuldige thema.

De ontzagwekkende inzet bereidt de luisteraar niet voor op de simpele pianomelodie die volgt, noch op de virtuositeit die de solo al gauw kenmerkt. Dohnányi speelde hier zijn vaardigheden als pianist net zo graag tentoon als die van componist, die hier zelf  over zei: ” Tot vermaak van mensen met gevoel voor humor en tot ergernis van anderen.”

Sinds 1998 bracht Chandos een vijftal losse cd’ met orkestwerken van Dohnányi op de markt (CHAN 8662, 9455, 9647, 9649 en 10245). Deze zijn nu in een goedkopere heruitgave gebundeld.

Wat nog aan de ‘complete orkestwerken’ ontbreekt zijn bijvoorbeeld het Vioolconcert nr. 1 in d op. 27, de Festival ouverture op. 31 uit 1923 en het Concertstuk voor cello en orkest op. 12 uit 1904. Verder is er nog een ongepubliceerde symfonie in F uit 1896.

Of die aanvullingen nog komen bij Chandos? Anders is er een uitwijkmogelijkheid.  Het Concertstuk is er bijvoorbeeld van Alban Gerhardt (Chandos CHAN 8662) en het Vioolconcert nr. 1 van Ulf Wallin (CPO 999.308-2). 

Beschikkend over goed toegeruste solisten als de met veel panache spelende pianist Howard Shelley en de innemend overkomende harpist Clifford Lantaff worden de concertante werken meer dan bevredigend vertolkt. Shelley heeft de techniek en het charisma om de kinderliedvariaties te laten sprankelen en op de begeleiding onder Bamert valt niets aan te merken. 

De Suite in fis is een verpozend werk, net als de balletmuziek De sluier van Pierrette; Ruralia hungarica is natuurlijk gebaseerd op aansprekende Hongaarse volksmuziek. De Symfonische minuten klinken inventief en charmant. James Ehnes is een ideale solist in het Vioolconcert.

Steviger brokken zijn de beide symfonieën, de eerste is een ware trouvaille: grootschalig (bijna 55 minuten), fraai georkestreerd en goed van vorm, vervuld van flair. De tweede is iets minder lang, maar steekt evenzeer goed in elkaar.

Dit is een goed pakket om zich wat dieper te engageren voor een interessante componist.