CD Recensies

DIEPENBROCK: SUITES ELEKTRA EN MARSYAS; OUVERTURE DE VOGELS

Diepenbrock: Suites Elektra en Marsyas; Ouverture De vogels. Bambergs symfonie orkest o.l.v. Antony Hermus. CPO 777.927-2 (67’46”). 2014

 

De Nederlandse dirigent Antony Harmus (1973) maakte vooral carrière in Duitsland (Hagen, Dessau, Bamberg) maar maakte ook internationaal faam en treedt gelukkig meer en meer in eigen land op als gastdirigent van het Noord Nederlands orkest, het Nederlands filharmonisch orkest en als artistiek adviseur van het Nationaal jeugd orkest.

Hier dirigeert hij een welkom programma met Diepenbrocks drie bekendste orkestwerken die extra indruk maken na onlangs Erik Menkvelds Het grote zwijgen (Van Oorschot, 2011) over de relatie tussen de leraar Latijn die allerminst een zondagscomponist was, Matthijs Vermeulen en de beide damensdie heb bonden te hebben gelezen.

Diepenbrocks naam die met die van Sweelinck, met wie samen hij lang de enige componist met internationale allure was, siert een balkon in het Concertgebouw en menige straatnaam. Hij werd hoog aangeslagen door tijdgenoten als Mahler R. Strauss en Schönberg, maar toch verschenen zijn ca.100 werken tijdens zijn leven niet in druk.

Uit veel van zijn werken komt Diepenbrock naar voren als iemand die op zijn best was in overpeinzende, vrij introverte muziek. In dit opzicht vertoont hij overeenkomst met zijn Zwitserse vakgenoot Othmar Schoeck.

In de ouverture De Vogels uit 1917 bij Aristphanes’ toneelstuk doet hij haast vergeefs een poging om vrolijk en levendig te zijn maar in de rustige muziek klinken de suggesties van vogelgekwetter aardig. Evenwichtiger en passender zijn de beide suites. De vijfdelige Marsyas suite is warm georkestreerd en straalt als een zomers middagzonnetje met castagnetten en een tamboerijn in het tweede deel. De nymfendans en epiloog van Apollo vormen een fraai slot.

De muziek voor de vierdelige bij Sophocles’ Elektra behorende suite bereikt een hoogtepunt in het trieste tweede deel maar ook het Fauré-achtige derde deel treft en in de finale waarin de Erinyes wraak nemen op Clytemnestra en Aegisthus klinkt heel levendig.

Hermus treedt hier met zijn goed volgende orkest heel resoluut en begripvol op en zorgt voor goed geslaagde uitvoeringen. Hij treedt wel aan tegenover Hans Vonk die in 1989 eenzelfde programma opnam (Chandos CHAN 8821). Beslissende voor- of nadelen zijn niet verbonden aan een nadere keus.