Dohnányi: Pianoconcerten nr. 1 in e op. 5 en 2 in b op. 42. Martin Roscoe met het BBC Schots symfonie orkest o.l.v. Fedor Glushchenko. Hyperion CDA 66684 (74’56”). 1993
Dohnányi: Pianokwintetten nr. 1 in c op. 1 en 2 in es op. 26; Suite in oude stijl op. 24. Martin Roscoe met het Vanbrugh kwartet. ASV CD DCA 915 (69’49”). 1994
Dohnányi: Rapsodieën op.11 nr. 1-4; Bagatellen op. 13 nr.1-10 ‘Winterreigen’; Pastorale op een Hongaars kerstlied; Pianostukken op. 44 nr. 1-3; Coppéliawals (bew). Martin Roscoe. Hyperion CDA 67871 (80’30”). 2011
Dohnányi: Pianostukken op. 2 nr.1-4; Variaties en fuga op een thema van Emma Gruber op. 4; Humoresken op. 17 nr. 1-5; Valses nobles. Martin Roscoe. Hyperion CDA 67932 (79’55”). 2011
Dohnányi: Ruralia hungarica op. 32a; Variaties op een Hongaars volkslied op. 29; Pianostukken op. 23 nr.1-3; Gavotte en musette in Bes; Naila wals (bew); Schatzwalzer (bew); Du und Du (bew). Martin Roscoe. Hyperion CDA 68033 (79’08”). 2014
De Hongaarse componist Ernö Dohnányi (1877-1960), ook wel bekend onder zijn Duitse naam Ernst von Dohnányi was een iets oudere tijdgenoot van Kodály en Bartók, wiens stijl geworteld bleef in de Oostenrijks-Duitse traditie. Zijn oeuvre is vrij beperkt aangezien hij zijn tijd verdeelde tussen uitvoeren – hij behoorde tot de grootste pianisten van zijn tijd – dirigeren, lesgeven en componeren. Maar het bevat wel belangrijke werken, los van de bekende parodistische Variaties op een kinderliedje op. 25.Een werk waarvan hij zelf zei dat het ‘diende ter vermaak van mensen met gevoel voor humor en ter irritatie van anderen’.
Voor de tweede wereldoorlog was hij een sleutelfiguur in het Hongaarse muziekleven. Maar buiten eigen land was hij behalve in de V.S. waar hij zich, vluchtend voor het communistische regime had gevestigd nauwelijks bekend.
Dat dit onterecht is, toont Martin Roscoe op dit vijftal plaatjes aan. Bij de beide Pianoconcerten gaat het om melodisch warmbloedige, goed doorwrochte werken die de solist uitnodigen tot bravoureus spel en tot contrastering voor het orkest. Een betere uitvoering en opname daarvan lijkt niet gauw te verwachten.
Het eerste Pianokwintet is nog het werk van een tiener, leunt vrij zwaar op Brahms, maar bezit wel memorabele thema’s. Het tweede kwintet ontstond zo’n twintig jaar later, is compacter en heeft een scherper karakter, vooral omdat het echt Hongaarser is gekruid.
En dan is er die hele reeks pianowerken waarin de componist echt in zijn element was. De Suite in oude stijl is een aimabel voorbeeld van het pre-Stravinsky neoclassicisme, maar niet alleen dat: het werk ligt de piano ook ideaal.
Ruralia hungarica is een zevendelige suite op basis van traditionele Hongaarse muziek, meest volksliedjes. Een meesterlijk stuk, net als de variatiewerken. In de Humoresken op.17 maken we kennis met een bonte mengelmoes van oude muzikale vormen die na elkaar de revue passeren, steeds voorzien van een adembenemend pianistisch toucher.
De andere werken zijn wat minder markant, al zijn de bewerkingen van bekende deuntjes van Delibes en Strauss natuurlijk best aardig voor en keer.
Martin Roscoe speelt al deze werken briljant met passend levendige ritmiek; hij laat de lyrische momenten rustig voor zichzelf spreken. Bovendien benut hij goed de mogelijkheden voor dynamische contrastwerking. Maar ook zorgt hij gelukkig voor veel lichtvoetigheid want daar vraagt de componist ook om.
Wat van Roscoe nog ontbreekt zijn de bijzondere Passacaglia in es op. 6 uit 1899 die wel voorhanden is van Daniel Röhm (CPO 777.970-2), de Fuga voor de linkerhand en de Etudes nr. 1-6 op. 28 ‘Concertétudes’ uit 1916. Ze behoren tot de veeleisendste stukken uit de pianoliteratuur waarop al menige jonge pianist zich heeft stukgebeten. Voorlopig zijn ze er wel van Ilona Prunyi (Hungaroton HCD 31910) die zich hier een grote virtuositeit toont en bovendien met haar spel blijk geeft van goede smaak, gevoeligheid en finesse.
Voor de bij Roscoe (nog) ontbrekende Pianostukken op. 41 nr. 1-6 is daar nog Lawrence Schubert (Naxos 8.554800). Afgezien van de Walsen voor piano vierhandig op. 4 en Walssuite op. 39a voor twee piano’s gaat het om muziek die nog wacht op een cd opname.
Het modernisme mag dan grotendeels aan Dohnànyi zijn voorbij gegaan, aan de romantische traditie wist hij nog genoeg persoonlijke elementen toe te voegen om daar als luisteraar nog veel van te kunnen genieten.