Dall’Oglio: Vioolsonates nr. 1, 4, 8, 9 en 12. Maria Krestinskaya (barokviool), Grigory Krotenko (bassetto) en Imbia Tarum (kl, orgel). Pan Classics PC 10378 (63’14”). 2017
Domenico dall’Oglio (ca. 1700-1764) was als violist mogelijk een leerling van Tartini. Na als maestro di cappella in Padua werkzaam te zijn geweest vrtrok hij met zijn cellist broer Giuseppe naar St. Petersburg, waar hij aan het hof werkte. Hij moet een voor die tijd groot virtuoos zijn geweest en paste diverse nieuwe technieken toe voor het akkoordspel in de hoge posities. In zijn rond 1738 geschreven 12 Sonates voor viool en b.c., waarvan hier vijf zijn opgenomen, volgde hij een eigen structuur waarbij de nodige versieringen in de langzame delen werden aangebracht.
Het is dus nauwelijks toeval dat vanuit Rusland belangstelling voor deze composities wordt gewekt. Ook daar blijkt men ver gevorderd in de historiserende uitvoeringspraktijk. Maria Krestinskaya bespeelt keurig een barokviool en laat zich op een bassetto, een sonoor klinkende tussenvorm tussen cello en bas en bij afwisseling klavecimbel en orgel. Wat de instrumentkeus betreft, klopt dus alles prima bij deze opname. Gelukkig is dat ook het geval met de gevoelige, stijlvolle verklankingen zelf.
In 2009 konden we voor het eerst kennismaken met deze componist via een opname van het Vioolconcert in G met Giuliano Carmignola (DG 477.6606).