CD Recensies

DEBUSSY: MER, LA, MANACORDA

Debussy: La mer L. 109; Ravel: Ma mère l’oye M. 62. Gelders orkest o.l.v. Antonello Manacorda. Challenge CC 72757 (55’01”). 2013

 

Ook al is Debussy’s La mer uit 1905 een van de meest gespeelde Franse orkestwerken, de inspiratie voor het werk kwam van een prent van de Japanner Katsushika Hokusai, De grote golf bij Kanagawa. Die werd oo afgedrukt in de eerste uitgave van het werk.

Daaraan begon hij in 1903 in het landinwaarts gelegen Bourgondië met slechts herinneringen aan de zee. Deze beschreef hij als waardevoller dan de realiteit die misschien best zijn charme heeft, maar de verbeelding in de weg kan zitten.

In het jaar dat Debussy aan dit werk begon, verliet hij zijn vrouw voor Emma Bardac. Hun kind werd twee weken na de première geboren. De turbulentie onder het oppervlak van de muziek is niet alleen aan de golven en de wind toe te schrijven, maar heeft ook een bijna  erotische spanning.

Het tempo van het eerste deel wordt geleidelijk opgevoerd in het kielzog van ‘De l’aube à midi’ waarover Erik Satie wat spottend opmerkte dat hij vooral het gedeelte van kwart over elf waardeerde. Het bevat een prachtige passage voor liefst 16 celli, waarover de meeste orkesten van huis uit niet beschikken.

‘Jeux de vagues’ is een schitterend scherzo en de finale, ‘Dialogue du vent et de la mer’ schildert een beeld in blauw-, grijs- en wit tinten voor voortjagende golven en een rusteloze zee.

Debussy vond het etiket ‘impressionist’ verschrikkelijk. Als er al een beeldende tegenhanger van zijn muziek is,is dat eerder het pointilisme. Iedere gedempte trompetnoot, elke uithaal van de fluiten, elke trommelslag is als een klein puntje. Al die puntjes moeten exact dezelfde kleur en scherpte hebben.

Een optimale precisie en kleurwerking zoals we die kennen uit de mooiste opnamen van Haitink (Philips 438.742-2), Rattle (EMI 558.045-2), Abbado (DG 477.508-2) en Boulez (DG 439.896-2) bereikt Manacorda niet helemaal maar hij komt wel een heel eind en voor een provincieorkest is dat heel wat. Respect daarom. Dat geldt ook voor Ravels Ma mère l’oye dat hooguit iets aan sprookjesachtige betovering mist vergeleken met bijvoorbeeld P. Jarvi (TElarc CD 80601) en Dutoit (Decca 410.254-2).

Eigenlijk had deze cd best nog een kwartier extra muziek mogen bevatten.