Dohnányi: Winterreigen, Bagatellen op. 13 nr. 1-10; Pianostukken op. 2 nr. 1-4; en op. 41 nr. 1-6; Albumblad; Gavotte en musette; Humoresken op. 17 nr. 1-5; Rapsodieën op. 11 nr. 1-4. Sofja Gülbadamova. Capriccio C 5332 (2 cd’s, 2u. 18’28”). 2014/16
De Hongaarse componist Ernö Dohnanyi, ook bekend onder de Duitse naam Ernst von Dohnányi, niet de vader van dirigent Christoph en de ex Hamburgse burgemeester Klaus, wat dat waren kinderen van de jurist Hans, was een wat oudere tijdgenoot van Kodály en Bartók, wiens stijl duidelijk was geworteld in de Duits-Oostenrijkse traditie van Brahms.
Zijn productie is relatief gering - telt 48 opusnummers en een twintigtal ongenummerde werken - aangezien hij zijn tijd verdeelde tussen uitvoeren (hij was een uitstekende pianist), dirigeren, lesgeven en componeren.
Voor W.O. II was hij een sleutelfiguur in het Hongaarse muziekleven, maar na beschuldigingen van het communistische regiem wegens landverraad moest hij vluchten. Hij was namelijk 1944 naar Oostenrijk gegaan nadat hij jarenlang zijn Joodse collega’s had gesteund. De rest van zijn leven bracht hij in Florida door.
Het bekendst bleef hij met zijn Variaties over het kinderliedje Altijd is Kortjakje ziek. Daarom is het goed dat de Russische pianiste Sofja Gülbadamova ons nu eens in inzicht geeft in de pianowerken van de componist.
Hieruit blijkt dat Dohnányi vasthield aan de sfeer van de laatromantische traditie van Brahms. De pianiste voelt dat goed aan in de manier waarop ze het goeddeels uit karakterstukken bestaande programma op heel stijlvolle manier in een fraai gul klankspectrum afwikkelt. Ze heeft hoorbaar de nodige ervaring met het werk van deze componist voor wie ze zich geheel op een mooie Bösendorfer inzet. Aardig detail: het materiaal op cd 1 werd in Berlijn opgenomen, dat op cd 2 twee jaar later in Sint Petersburg.