Dvorak: Legenden nr. 1-10 op. 59, B. 122; Nocturne voor strijkorkest in B op. 40, B. 47; Miniaturen (trio’s voor 2 violen en altviool) nr. 1-3 op. 75a; Praagse walsen in D B. 99. Boedapest Festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Philips 464.647-2 (68’01”). 1999
Dvorak schreef zijn tien Legenden tussen december 1880 en maart 1881 oorspronkelijk voor pianoduo (Duo Crommelynck, (Claves 50-9106), maar orkestreerde ze kort daarna. Ze zijn het resultaat van een verzoek van Dvoraks muziekuitgever Simrock die een vervolg wenste van de Slavische dansen. Eigenlijk is het wat bevreemdend dat deze licht overpeinzende en luchthartige stukken nooit een grotere populariteit kregen. Zou nr. 8 een beginnende voorloper van het scherzo uit Symfonie nr. 7 kunnen zijn? Deze best inventieve Legenden zijn er ook van Tilson Thomas (Nonesuch 979.066-2), maar hoeveel bekoorlljker worden ze uitgevoerd door Fischer.
Opvallend mooi is ook de Nocturne die is gebaseerd op eerdere kamermuziek. Oorspronkelijk waren de Miniaturen trio’s voor twee violen en altviool, maar ze winnen aan kracht en glans indien uitgevoerd door strijkorkest.
De Praagse walsen ademen een en al vrolijkheid en worden hier met veel zwier uitgevoerd. Dankzij het door Fischer getoonde stijlgevoel en zijn goede verbeelding is dit een van de aardigste uitgaven van onbekendere werken van Dvorak.