CD Recensies

DONIZETTI: LUCIA DI LAMMERMOOR, GRUBEROVA

Donizetti: Lucia di Lammermoor. Edita Gruberova (s., Lucia), Peter Dvorsky (t., Edgardo), Matteo Manuguerra (b., Enrico), Thomas Moser (t., Arturo), Siegfried Vogel (bs., Raimondo) e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Giuseppe Patané. Orfeo C 931-182-1. (2 cd’s, 2u., 04’12”). 1978

 

Gustave Flaubert begreep de aantrekkingskracht van Donizetti’s ‘Schotse’ opera. Toen Madame Bovary in het operagebouw van Rouen Léon ontmoette, de man die haar zo van haar stuk bracht, werd daar juist Lucia di Lammermoor opgevoerd.

Een negentiende eeuwse dochter of zuster die tegen de zin van haar familie ingaat en waanzinnig wordt na haar geliefde te hebben gedood - een waarschuwing voor iedere vrouw die die de sociale omgangsvormen wil omverwerpen en een overduidelijk voorbeeld van romantische ongehoorzaamheid.

Nog lang nadat de Europese romantiek tot twintigste eeuwse angst was verdampt, bleef Lucia een speciale plaats innemen in het hart van het operapubliek. Dit was vooral omdat de zangpartijen zo goed waren en dan niet zozeer het vermaarde sextet en de waanzinscène van de heldin (die vele mogelijkheden voor vocale uitspattingen biedt), maar eerder door aria’s als Lucia’s ‘Regnavi nel silenzio’ en Edgardo’s laatste woorden voordat hij zichzelf in de borst steekt met ’Tu che a Dio spiergasti l’ali’.

Het was Maria Callas die in de jaren vijftig vorige eeuw Lucia uit het slop haalde; ze zong als een vrouw van vlees en bloed waar deze rol eerder slechts door kanaries was vertolkt. Daarna was het Joan Sutherland die de tragedie in het hart van het melodrama ontdekte.

In het verleden waren het dus vooral Callas en Serafin (Naxos 8.110131/2) en Sutherland en Bonynge (Decca 410.193-2) die voor maatgevende opnamen zorgden. Maar er was ook een opname van Gruberova en Rescigno (EMI 764.622—2, Warner 2958-69076) uit 1983 die mee streed om de hoogste eer. Verder is er de fraaie Franstalige versie van Natalie Dessay (Warner 7243-545.528-2).

En dan duikt nu deze eerdere Weense opname van haar uit 1978 op. De Slowaakse was toen eenendertig en had daar kort tevoren haar debuut gemaakt, terwijl ook haar landgenoot, de 28-jarige Peter Dvorsky zijn eerste optreden daar heeft.

Grubervoa zingt hier in Wenen met een prachtige jonge, meisjesachtige  stem en laat horen wat voor een fragiele greep Lucia op de realiteit heeft. Dvorsky blijkt naast haar in het duet een gepassioneerde Edgardo en zorgt aan het eind van de opera nog voor een treffend hoogtepunt.

Matteo Manuguerra is vanaf de obsessieve beginscène een stoere, meedogenloze, kwaadaardige broer Enrico van Lucia en de overige rollen zijn ook naar behoren bezet. Veel of ook komt dirigent Patané toe met zijn levendige, flexibele begeleiding die vol ontzag is. 

 

 

Goed dat dit materiaal nu alsnog beschikbaar is.