Debussy: Mélodies. Nuit d’étoiles; Mélodies nr. 1-3; Mandoline; Fêtes galantes 1 en 2; Images oubliées; Chansons de Bilitis nr. 1-3; Chansons de France nr. 1-3; Ballades de François Villon nr. 1-3; Romance ‘L’âme évaporée’; Les cloches; Les angélus; Dans le jardin; ‘Lent, mélancolique et doux’ en ‘Quelques aspects de Nous n’irons plus au bois’ uit Images oubliées; Poèmes de Stéphane Mallarmé nr.1-3; Beau soir; Romance ‘Voici que le printemps’; Paysage sentimental; Fleur de blés; La belle au bois dormant; Le promenoir des deux amants nr. 1-3; Les soirs illuminés par l’ardeur du charbon. Poèmes de Baudelaire nr. 1-5. Sophie Karthäuser (s) en Eugene Asti (p); Stéphane Degout (b) en Alain Planès. Harmonia Mundi HMM 90.2306/7 (2 cd’s, 2u., 05’51”). 2018
Gedurende zijn hele muzikale loopbaan schreef de onlangs door de herdenking van zijn honderdste sterfdag in maart 2018 uitgebreid herdachte Debussy liederen, tenminste 60 in getal. Een magere oogst in vergelijking met het veel omvangrijker liedoeuvre van Schubert, maar wel van het grootste belang voor de Franse liedkunst.
Ze speelden in zijn werk een minder een centrale rol dan bij Fauré, maar waren in formeel opzicht veel gedurfder.
Interessant genoeg werden in verloop der tijd de vocale partijen van zijn mélodies steeds eenvoudiger, minder gericht op effect, meer op integriteit met de tekst van de gedichten. Dat gaat soms zover, dat de vocale melodielijnen soms erg lijken op een melodische realisatie van een gesproken tekst. Tegelijkertijd werden de pianopartijen rijker, sfeervoller, bijna in staat om als zelfstandig werk te functioneren, zoals in ‘Le tombeau des Naides’, het derde lied uit de Trois chansons Bilitis (1897/8) waarin de fijnzinnige pianopartij vallende sneeuw suggereert, terwijl het aandeel van de zanger veel weg heeft van een recitatief.
Debussy maakte toonzettingen van diverse Franse dichters, maar hij deelde met Fauré een groot enthousiasme voor Paul Verlaine wiens dromerige, vaak dubbelzinnige gedichten een breuk betekenden met de strak metrische vormen uit het verleden. Dat gebeurde op een manier die vergelijkbaar is met het destabiliseren van de tonaliteit door Debussy.
Tot de populairste uitingen van zijn Verlaineliederen behoort zijn tweede versie van ‘Clair de lune’ uit Fêtes galantes (1882/91) waarin een gevoel van een flakkerende schemerwereld wordt gewekt met een vriendelijk kabbelende pianopartij waarboven de lange vocale melodielijnen lijken te zweven.
We beschikken al sinds 1991 over een echt integrale opname van al Debussy’s 60 mélodies met Elly Ameling, Mady Mesplé, Michelle Command, Frederica von Stade en Gérard Souzay met Dalton Baldwin als begeleider (EMI 764.095-2, 3 cd’s), maar deze nieuwe, met de essentie van 44 daaruit, is evenzeer welkom.
Vooral de frisse, nog jeugdige stem van de Belgische sopraan Sophie Karthäuser en haar zekerheid in het hoge register, maar niet minder haar stijlbesef en heldere uitspraak maken haar tot een vrijwel ideale interpreet van dit repertoire en ze wordt sympathiek en kundig begeleid door Eugene Ast. Ook de secundaire baritonliederen zijn in orde bij Stéphane Degout.