CD Recensies

DEBUSSY: ONBEKENDE DEBUSSY, DE, PIANOWERKEN

Debussy: The unknown Debussy. Zeldzame pianowerken. ‘Prélude’ L’enfant prodigue; ‘Prélude’ Rodrigue et Chimène; ‘La fille aux cheveux de lin’ uit Préludes I; Prélude à l’histoire de Tristan; ‘Bruyères’ uit Préludes II; Toomai des éléphants; Petite valse; ‘Les masques’ uit Fêtes galantes; ‘Le concile des faux dieux: la passion’ uit Le martyre de St. Sébastien; ‘No-Ja-Li’ uit Le palais du silence; ‘Prélude’, ‘Fanfare’, ‘Le sommeil de Lear’, ‘La mort de Cordélia’ uit Le roi Lear; Un jour affreux avec le diable dans le Belfroi; La chute de la maison Usher (bew. Orledge). Florent Azoulay (spr) en Micolas Horvath (p). Grand Piano GP 822 (84’48”). 2019

De Britse musicoloog Robert Orledge is specialist in de Franse muziek uit het begin van de twintigste eeuw. Hij richtte zich op het opdelven van een hele reeks schetsen en onvoltooide werken van Debussy. Die beleven hier hun cd première. Daaronder bevinden zich bekende en onbekende werken. Daar zijn bekende werken bij, zoals ‘La fille aux cheveux de lin’ dat nu in zijn oervorm klinkt, maar ook nieuwe verrassingen als een ongebruikt deel uit Le martyre de St. Sébastien en de extatische Prélude de l’Histoire de Tristan en de leven bevestigende suite No-ja-li (Le Palais du Silence) met gesproken tekst.

Verder komen we het voorspel van de cantate L’ Enfant Prodigue uit 1884 tegen die oorspronkelijk was bedoeld voor tenor, sopraan en orkest. Dan is er een brok Rodrigue et Chimène uit een vroege opera, nog in Wagneriaanse stijl. De ‘Prélude à l’Histoire de Tristan’ uit 1907 was bedoeld voor een nooit gemaakte opera Le Roman de Tristan. Daarin verwerkte Orledge een Schotse volksmelodie. De laatste ‘Prélude’ is Toomai des éléphants een reconstructie van wat aanvankelijk was bedoeld als nr. 11 van Préludes band II, maar werd vervangen door ‘Les tierces alternées’.

Aardig is de ‘Petite Valse’ die opdook bij een Parijse veiling in 1904. ‘Les Masques’ was aanvankelijk bestemd voor opera/ballet Fêtes Galantes op tekst van Verlaine.

Het enige iets minder geslaagde stuk is ‘La Passion’, nr. 3 van de ‘Fragments symphoniques’ uit Le martyre de St. Sébastien (1911) dat niets van martelaarschap weerspiegelt. Veel verrassender is het stuk uit het Chinese ballet No-Ja-Li (Le Palais du Silence) dat Debussy in 1914 schreef, maar waarvan de muziek niet erg karakteristiek voor hem is.

De vier stukken die samen de Suite Le roir Lear vormen blijken een bewerking te zijn van de toneelmuziek die in 1904 bij het stuk van Shakespeare werden geschreven. Roger-Ducasse maakte daar in 1926 een orkestratie van en Jean Martinon een opname van de ‘Fanfare’ en ‘Le sommeil de Lear’ (EMI 769.587-2); ‘The Death of Cordelia’ is een andere schets.

Un jour affreux avec le diable dans le Belfroi en La chute de la maison Usher zijn het enige wat over is van een andere onvoltooide opera. Ze bevatten ook tekst, maar lijken met hun Lisztinvloed niet erg kenmerkend.

Nicolas Horvath speelt deze bewerkingen heel briljant en is verbeeldingsvol genoeg om ze betekenis te geven. De Franstalige Florient Azouley spreekt de teksten zoals dat wordt verlangd. Zo werd dit een uitgave waar vooral Debussybewonderaars veel plezier aan zullen beleven.