CD Recensies

DVORAK: STABAT MATER, JANSONS, BELOHLÁVEK

Dvorak: Stabat mater op. 58, B. 71. Erin Wall (s), Minoko Fujimara (ms), Christian Elsner (t) en Liang Li (bs) met koor en orkest van de Beierse omroep o.l.v. Mariss Jansons. BR Klassik 900142 (1u. 17’55”). 2015

 

Dvorak: Stabat mater op. 58, B. 71. Eri Nakamura (s), Elisabeth Kulman (a), Michael Spyres (t) en Jogmin Park (bs) met het Praags filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Jiří Bĕlohlávek. Decca 483.1510 (2 cd’s, 1u. 23’02”). 2016

 

Bij het Stabat mater gaat het om een dertiende eeuws christelijk gedicht in het latijn dat beschrijft hoe Maria aan de voet van het kruis astaat waarin Jezus letterlijk is vastgenageld. Deze tekst is door menige componist van Palestrina tot Penderecki op muziek gezet. 

Dvoraks versie die voor het eerste in 1880 in Praag klonk, had een directe aanleiding door de dood van drie van zijn kinderen als gevolg van vergiftiging en waterpokken. Dochter Jozefa in 1875, Ružena en Otakar een jaar later. Geen wonder dat hij als diepgelovig man troost zocht (en bood) met deze muziek.

In een tiental delen die mooi zijn opgezet voor wisselende vocale en instrumentale krachten is gezorgd voor vermijding van eentonigheid die inherent kan zijn aan een toonzetting van een sombere, contemplatieve tekst.

In München pakte Mariss Jansons het werk stevig aan; hij is er eerder mee klaar dan de meeste andere dirigenten die er opnamen van maakten. Binnen de tachtig minuten is hij er klaar mee, zodat het op een enkele cd past. 

Van zijn solisten is de tenor Christian Elsner de beste. Luis ter maar naar ‘Fac, me vere tecum flere’ om dat te ervaren. De Canadese sopraan Erin Wall begint wat onzeker in het duet ‘Fac, ut portem Christi morte’, maar herstelt zich snel en biedt met haar heldere stem goed troost. Ook de Papanse Mihoko Fujimora onderscheidt zich vrij positief, getuige bijvoorbeeld haar ‘Inflammatus et accensus’. Ook de Chinese donkere, haast sinister klinkende bas levert een heel mooie, serieuze bijdrage met ‘ Fac, ut ardeat cor meum’.

Voor het aandeel van koor en orkest past de grootste waardering. Ook de ‘live’ opname is fijn, met een minimum aan stoorgeluiden; alleen het slotapplaus is meegenomen.

En dan is daar Jiří Bĕlohlávek die het Stabat mater in 1997 al eens met het Praags filharmonisch orkest opnam (Supraphon SU 3311-2) en daarvoor ook al eens in 1990 bij Chandos (CHAN 8985/6). Hij is de echte Tsjechische ervaringsdeskundige die van het werk haast een oratorium maakt en de waardigheid en het drama ervan volledig laat horen. Zijn vier zangers zitten op dezelfde lijn en lijken Dvoraks oorspronkelijke gedachten dicht te benaderen. Heel mooi zijn ze samen in het kwartet ‘Quis est homo’. Ook de koorzang is niet minder indrukwekkend. Zo wordt een goede balans bereikt tussen eerbiedige eenvoud en intense gevoelens.

Ook Philippe Herreweghe (Phi LPH 009), Jan Willem de Vriend (Stabat mater ES 47.407), Giuseppe Sinopoli (DG 471.033-2), Nikolaus Harnoncourt (Sony 51 cd album), Alexander Rahbari (Discover DICD 920102-3), Václav Talich (Supraphon SU 3830-2), Robert Schafer (Naxos 8.555301-2)   en Neeme Järvi (LPO 0062) namen het werk op, maar het is vooral de oude uitgave van Rafael Kubelik (DG 453.025-2) die blijvend een diepere indruk maakt met zijn verbeeldingsvolle aanpak. 

Deze twee nieuwe versies zijn hoogwaardig, die van Jansons vooral uit economische overwegingen, die van Bĕlohlávek vooral om gevoelsmatige.